ECLI:NL:RBDHA:2022:11117
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake bijzondere bijstand en dwangsommen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een inwoner van Den Haag, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag. Eiser had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van rechtsbijstand, welke hem op 12 augustus 2020 was toegekend. Echter, eiser verzocht op 1 september 2020 om vaststelling van de verschuldigdheid en hoogte van dwangsommen wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Het college heeft bij besluit van 5 oktober 2020 vastgesteld dat er geen dwangsom verschuldigd was, waarop eiser bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 7 mei 2021 niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 5 oktober 2022 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser stelde dat hij het primaire besluit niet had ontvangen en dat hij niet op de hoogte was van een belangrijk bericht van 20 december 2020. De rechtbank oordeelde dat het college niet kon aantonen dat het primaire besluit op de juiste wijze was verzonden, omdat er geen deugdelijke verzendadministratie was. Dit leidde tot de conclusie dat het college het bezwaar van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.