ECLI:NL:RBDHA:2022:11097
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens overtolligheid en herplaatsingsprocedure binnen Defensie
In deze zaak gaat het om het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Defensie, waarbij hem op 9 november 2021 overtolligheidsontslag is verleend. Eiser, die sinds 1998 bij Defensie werkzaam is, had van 2017 tot en met december 2020 een functie toegewezen gekregen, maar heeft aangegeven deze functie niet te willen verlengen. Na afloop van de functieduur is er geen andere functie voor hem gevonden, waardoor hij als 'zwevend' werd aangemerkt. Eiser is in fase 3 van het Sociaal Beleidskader (SBK) beland en is aangemeld voor externe begeleiding gericht op herplaatsing. Echter, eiser heeft niet meegewerkt aan het externe herplaatsingsonderzoek en er is geen andere functie voor hem gevonden, wat heeft geleid tot zijn vroegtijdige ontslag.
Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet zorgvuldig heeft gehandeld tijdens het herplaatsingsproces en dat hij onvoldoende is gewezen op beschikbare vacatures. Hij stelt dat hij alleen een functie dichtbij huis kan vervullen vanwege zijn zorgverplichtingen. De rechtbank heeft de zaak op 28 september 2022 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het externe herplaatsingsonderzoek niet onzorgvuldig is verlopen. Eiser heeft gedurende het herplaatsingstraject veel kansen gekregen, maar heeft niet meegewerkt aan de opties voor interne en externe plaatsing. De rechtbank concludeert dat eiser zichzelf als het ware overtollig heeft gemaakt binnen de organisatie, omdat hij niet heeft gereageerd op beschikbare functies. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het ontslag van eiser op goede gronden is verleend. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.