ECLI:NL:RBDHA:2022:11094

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 22/5464
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening mvv voor verblijf als gezinslid

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2022, wordt het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, een Syrische vrouw, vraagt de voorzieningenrechter om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op te dragen haar te behandelen alsof zij in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), zodat zij naar Nederland kan reizen. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van de afwijzing van haar aanvraag om een mvv, die door de staatssecretaris op 7 juli 2022 is afgewezen. De staatssecretaris heeft deze afwijzing gemotiveerd door te stellen dat het inkomen van de referent, de echtgenoot van verzoekster, niet zelfstandig, voldoende en duurzaam is, en dat verzoekster niet voldoet aan het inburgeringsvereiste.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 oktober 2022 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoekster als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen sprake is van een zwaarwegend spoedeisend belang. Verzoekster heeft niet kunnen aantonen dat haar situatie zo urgent is dat onmiddellijke actie vereist is. De voorzieningenrechter wijst erop dat de referent, hoewel hij gezondheidsproblemen heeft, zijn dochter overdag bij zijn moeder kan onderbrengen en dat er geen acute noodzaak is voor de aanwezigheid van verzoekster.

Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de gevolgen van een toewijzing onomkeerbaar zouden zijn en de staatssecretaris voor een voldongen feit zou worden gesteld. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/5464

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 oktober 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , v-nummer: [nummer] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.M.E van der Haar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. mr. K.J. Diender).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het bezwaar van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Bij het bestreden besluit van 7 juli 2022 heeft de staatssecretaris de door [referent] (de echtgenoot van verzoekster, referent) namens verzoekster ingediende aanvraag om een mvv met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ in het kader van de procedure Toegang en Verblijf (TEV), afgewezen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van verzoekster, referent en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af omdat geen sprake is van een zwaarwegend spoedeisend belang. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, volgens artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Totstandkoming van het besluit
4. Verzoekster is geboren op [datum] 2000 en heeft de Syrische nationaliteit. Referent heeft op 18 juni 2021 de Nederlandse nationaliteit gekregen. De staatssecretaris wijst de aanvraag af omdat het inkomen van referent niet zelfstandig, voldoende en duurzaam is. Aan het middelenvereiste is dan ook niet voldaan. Verder stelt de staatssecretaris dat verzoekster niet voldoet aan het inburgeringsvereiste en dat er geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die een reden zijn om verzoekster te ontheffen van de plicht om te slagen voor het inburgeringsexamen. Volgens de staatssecretaris is er ook geen reden om door bijzondere omstandigheden van de beleidsregels af te wijken. De staatssecretaris erkent dat sprake is van een gezinsleven tussen referent en verzoekster, maar het algemeen belang van de Nederlandse overheid weegt volgens de staatssecretaris zwaarder dan het persoonlijk belang van verzoekster en referent.
Het verzoek om een voorlopige voorziening
5. Verzoekster verzoekt de voorzieningenrechter om de staatssecretaris op te dragen haar te behandelen als ware zij in het bezit van een mvv zodat zij naar Nederland kan reizen. Verzoekster voldoet aan alle voorwaarden voor de gevraagde mvv. Zo stelt verzoekster dat het inkomen van referent wel zelfstandig, voldoende en duurzaam is en dat zij op 19 augustus 2022 is geslaagd voor alle drie de onderdelen van het examen inburgering.
Heeft verzoekster een zwaarwegend spoedeisend belang?
6. De gevraagde voorlopige voorziening heeft geen voorlopig karakter. Dit omdat deze ertoe strekt om de komst van verzoekster naar Nederland mogelijk te maken. Dit moet echter in het kader van de mvv-procedure door de staatssecretaris beoordeeld worden. Door toewijzing van het verzoek ontstaat de feitelijke situatie die verzoekster met de aanvraag heeft beoogd, terwijl de staatssecretaris nog niet op het bezwaar heeft beslist. De gevolgen van de toewijzing van de voorlopige voorziening zijn in die zin onomkeerbaar. Daarmee wordt de staatssecretaris voor een voldongen feit gesteld. Een dergelijk verzoek om voorlopige voorziening komt daarom slechts in uitzonderlijke gevallen voor toewijzing in aanmerking, namelijk in die gevallen waarin de nadelige gevolgen van de afwijzing van het verzoek in verhouding tot het belang van de staatsecretaris bij handhaving van die afwijzing zo onevenredig zijn dat het besluit op bezwaar niet kan worden afgewacht. Voor een dergelijke vergaande beslissing is in beginsel slechts plaats indien een zwaarwegend spoedeisend belang daartoe dwingt en sterk getwijfeld moet worden aan de rechtmatigheid van het besluit.
6.1.
Volgens verzoekster heeft zij een zwaarwegend spoedeisend belang bij het treffen van de voorlopige voorziening omdat referent haar aanwezigheid nodig heeft. Referent werkt voltijds en heeft een dochter, [dochter] . De moeder van [dochter] is uit beeld en [dochter] is overdag bij de moeder van referent. Referent haalt na zijn werk [dochter] op en zorgt voor haar. Referent heeft dringend behoefte aan de aanwezigheid van verzoekster die de zorg van [dochter] kan overnemen. Verzoekster heeft verder een verklaring van de huisarts van referent van 12 september 2022 overgelegd.
6.2.
Het betoog van verzoekster slaagt niet. Er is in dit geval geen sprake van een zwaarwegend spoedeisend belang. Dit omdat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een zeer urgente situatie. Niet is gebleken dat verzoekster zich in een onhoudbare situatie bevindt waaraan acuut een einde moet worden gemaakt. Dat referent gezondheidsproblemen heeft en dat hij de aanwezigheid van verzoekster nodig heeft voor de verzorging van zijn dochter maakt dit niet anders. Referent heeft zelf verklaard dat [dochter] overdag bij zijn moeder is en dus opgevangen wordt. Uit de door verzoekster overgelegde verklaring van de huisarts blijkt dat referent stress heeft en verdrietig is. Maar hieruit volgt niet dat de situatie van referent onhoudbaar is en dat verzoekster onmiddellijk naar Nederland moet komen.
Conclusie en gevolgen
7. Omdat geen sprake is van een zwaarwegend spoedeisend belang wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Hij beoordeelt daarom niet of sterk getwijfeld moet worden aan de rechtmatigheid van het besluit, of wordt voldaan aan het middelenvereiste en of verzoekster voldoet aan het inburgeringsvereiste. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Özel, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2022.
griffier
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.