ECLI:NL:RBDHA:2022:11094
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening mvv voor verblijf als gezinslid
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2022, wordt het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, een Syrische vrouw, vraagt de voorzieningenrechter om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op te dragen haar te behandelen alsof zij in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), zodat zij naar Nederland kan reizen. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van de afwijzing van haar aanvraag om een mvv, die door de staatssecretaris op 7 juli 2022 is afgewezen. De staatssecretaris heeft deze afwijzing gemotiveerd door te stellen dat het inkomen van de referent, de echtgenoot van verzoekster, niet zelfstandig, voldoende en duurzaam is, en dat verzoekster niet voldoet aan het inburgeringsvereiste.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 oktober 2022 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoekster als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen sprake is van een zwaarwegend spoedeisend belang. Verzoekster heeft niet kunnen aantonen dat haar situatie zo urgent is dat onmiddellijke actie vereist is. De voorzieningenrechter wijst erop dat de referent, hoewel hij gezondheidsproblemen heeft, zijn dochter overdag bij zijn moeder kan onderbrengen en dat er geen acute noodzaak is voor de aanwezigheid van verzoekster.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de gevolgen van een toewijzing onomkeerbaar zouden zijn en de staatssecretaris voor een voldongen feit zou worden gesteld. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.