In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 oktober 2022, is de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres aan de orde. Eiseres, werkzaam als ADL-assistent, had zich op 12 juni 2016 ziekgemeld met klachten aan haar rechterhand en pols. Na een eerdere toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering, heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 10 juni 2020 de uitkering beëindigd en eiseres in aanmerking gebracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Dit besluit werd later herroepen na bezwaar van de voormalig werkgever, wat leidde tot beëindiging van de WIA-uitkering per 23 april 2021.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij zij aanvoert dat het medisch oordeel van het Uwv onjuist en onvolledig is. De rechtbank heeft het medisch onderzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beperkingen van eiseres adequaat zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en dat er geen aanleiding is om aanvullende beperkingen aan te nemen. De rechtbank heeft de geschiktheid van eiseres voor verschillende functies, waaronder receptionist en medewerker bibliotheek, beoordeeld en geconcludeerd dat deze functies passend zijn, ondanks de door eiseres aangevoerde bezwaren.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 23 april 2021 terecht is geweest. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.