ECLI:NL:RBDHA:2022:11075

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.20769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die in afwachting was van de beslissing op zijn asielaanvraag. De eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 12 oktober 2022 was genomen, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting waarbij de eiser via videoverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde en met de aanwezigheid van een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij het beroep van de eiser ongegrond werd verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank overwoog dat de termijnen van de Vreemdelingenwet in acht zijn genomen en dat de bewaring noodzakelijk was om gegevens te verkrijgen die essentieel zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die een minder ingrijpende maatregel rechtvaardigden, en dat de maatregel van bewaring rechtmatig was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak, waarbij hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20769
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. G.A. Dorsman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is via videoverbinding verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Bourik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt allereerst vast dat de termijnen genoemd in artikel 94 van de Vreemdelingenwet in acht zijn genomen.
2. Eiser heeft rechtmatig verblijf in afwachting van de beslissing op zijn opvolgende asielaanvraag van 12 oktober 2022. Onbestreden is gebleven dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de asielaanvraag, zodat hij op grondslag van artikel 59 van de Vw in bewaring kan worden gesteld. Verweerder heeft hierbij gemotiveerd dat sprake is van een risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De daartoe opgevoerde gronden zijn niet bestreden.
Verweerder heeft verder gemotiveerd dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat met een lichter middel kan worden volstaan. Daarbij is verweerder ingegaan op wat eiser heeft verklaard. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan in dit geval een minder ingrijpende maatregel was aangewezen.
3. De conclusie is dan ook dat de maatregel van bewaring rechtmatig moet worden geacht.
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.