ECLI:NL:RBDHA:2022:11074

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.18584
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd gesteld dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft de zitting gehouden in Breda, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat niet in geschil is dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser voerde aan dat er in Roemenië sprake is van een fundamentele systeemfout in de asielprocedure, wat zou betekenen dat Nederland de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag had moeten nemen. Eiser verwees naar prejudiciële vragen die eerder door een andere rechtbank waren gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de stelling van eiser niet voldoende onderbouwd was.

De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Roemenië, en dat de beroepsgronden van eiser niet konden leiden tot een andere beoordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18584
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.W.J. van den Broek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond dat Roemenië verantwoordelijk is.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft op 20 oktober 2022 plaatsgevonden in Breda. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
2. Gelet op de beroepsgronden moet beoordeeld worden of Nederland de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag aan zich had moeten trekken.
3. Eiser stelt dat er in Roemenië
pushbacksplaatsvinden. Dit moet gezien worden als een fundamentele systeemfout in de asielprocedure. Daarom mag ten aanzien van Roemenië niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Volgens eiser is het interstatelijk vertrouwensbeginsel namelijk niet deelbaar. Hij verwijst naar de prejudiciële vragen die door deze rechtbank, zittingsplaats ’s Hertogenbosch, zijn gesteld. [1]
4. Eiser wordt gevolgd in zijn stelling dat
pushbackseen ernstige schending betekenen van het in de Europese asielrichtlijnen gegarandeerde recht om internationale bescherming te vragen. Maar niet gebleken is dat
pushbacksin Roemenië plaatsvinden op andere plaatsen dan aan de buitengrenzen. Dat betekent dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser, als Dublinclaimant, wordt geraakt door de praktijk van
pushbacks. Anders dan eiser heeft gesteld, is dat wel degelijk van belang voor de beoordeling in deze zaak. Ook de hoogste bestuursrechter in vreemdelingenzaken heeft onlangs nog geoordeeld [2] dat ten aanzien van Roemenië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Deze uitspraak is gedaan nadat de prejudiciële vragen zijn gesteld; deze vragen hebben dus niet geleid tot een andere beoordeling. De stelling dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondeelbaar is, wat daar ook van zij, kan dus ook niet leiden tot het oordeel dat in dit geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 augustus 2022 in de uitspraak met nummer ECLI:NL:RVS:2022:2521.