ECLI:NL:RBDHA:2022:11066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.17259
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor de behandeling van asielaanvraag onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2022 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eiser. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om deze verantwoordelijkheid aan zich te trekken, ondanks de stelling van eiser dat zijn vriendin in Nederland verblijft.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft overwogen dat niet is gebleken dat de vriendin van eiser een gezinslid is in de zin van de Dublinverordening. De gestelde duurzame relatie is niet met documenten onderbouwd en eiser heeft bovendien verklaard dat hij een relatie heeft met een andere vrouw in Duitsland. De rechtbank heeft ook overwogen dat de dochter van eiser niet onder de Dublinverordening valt, aangezien zij in Nigeria verblijft en er geen asielprocedure voor haar loopt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17259
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.17260, op 7 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om deze verantwoordelijkheid aan zich te trekken vanwege het bestaan van bijzondere individuele omstandigheden.
2. Voor zover eiser daartoe heeft gesteld dat zijn vriendin en partner [naam] in Nederland verblijft, geldt dat verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd heeft overwogen dat niet is gebleken dat deze vriendin een gezinslid van eiser is in de zin van de Dublinverordening. [1] De gestelde duurzame relatie, die zou dateren van voor eisers vertrek uit Nigeria, is immers niet met documenten onderbouwd en ook overigens niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft daarbij terecht betrokken dat eiser heeft verklaard over zijn relatie met een andere vrouw in Duitsland en dat niet is gebleken dat eiser en zijn gestelde vriendin in Nederland bij elkaar verblijven. De enkele overgelegde verklaring per e-mail van de gestelde vriendin waarin zij de relatie heeft bevestigd, heeft verweerder als onvoldoende kunnen aanmerken. Dat het bestreden besluit een schending zou opleveren van het recht op gezinsleven, zoals eiser stelt, kan dan ook niet worden gevolgd.
3. Voor wat betreft de gestelde omstandigheid dat eiser en zijn vriendin samen een dochter hebben, heeft verweerder terecht en onbestreden gesteld dat niet is gebleken dat de Dublinverordening op de dochter van toepassing is, nu zij volgens eisers verklaringen in Nigeria verblijft en voor haar geen asielprocedure loopt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.