ECLI:NL:RBDHA:2022:11064

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.11728
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig relaas en FARC dreigbrief

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Colombiaanse nationaliteit hebbende, heeft op 4 november 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De aanvraag is afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het relaas van eiser als ongeloofwaardig heeft beoordeeld. Eiser stelt dat zijn relaas deels afhankelijk is van het relaas van zijn vader, die door de FARC wordt bedreigd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 september 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de problemen met de FARC niet geloofwaardig zijn. De rechtbank wijst erop dat de dreigbrief van 20 december 2021, die eiser aanvoert ter ondersteuning van zijn aanvraag, inconsistent is met eerdere communicatie en dat het onduidelijk is waarom er maanden na het vertrek van eiser en zijn ouders uit Colombia opnieuw dreigementen zouden worden geuit. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig acht, maar de dreigementen van de FARC niet.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.11728

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 27 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaken NL22.11726 en NL22.11727, op 28 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E.E.H. Willems. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2002 en de Colombiaanse nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 4 november 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Het relaas wat eiser ten grondslag heeft gelegd aan zijn asielaanvraag is deels afhankelijk van het relaas van zijn vader. De vader van eiser wordt door de FARC beschuldigd van het zijn van informant voor het Colombiaanse leger. Als gevolg daarvan heeft hij tweemaal een dreigbrief ontvangen. De tweede dreigbrief, gedateerd 20 december 2021, is bezorgd nadat eiser en zijn ouders Colombia al enige tijd hadden verlaten. In deze dreigbrief staat dat bij terugkeer van eisers vader naar Colombia de ouders van eiser zullen worden gedood en eiser gerekruteerd zal worden door de FARC.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De problemen met de FARC acht verweerder echter niet geloofwaardig. Verweerder heeft overwogen dat niet wordt gevolgd dat eiser zelf een persoonlijk doelwit is van de FARC. De (tweede) dreigbrief van 20 december 2021 mist de noodzakelijke logica en is strijdig met de eerste dreigbrief. Verweerder heeft verder overwogen dat niet valt in te zien dat maanden na het vertrek van eiser en zijn ouders uit Colombia nog eens een dreigbrief op hun adres wordt afgeleverd. Daarnaast heeft verweerder verwezen naar het besluit ten aanzien van de vader van eiser.
4. Eiser voert tegen het bestreden besluit het volgende aan. Omdat het relaas van eiser deels afhankelijk is van het relaas van zijn vader, verwijst eiser allereerst naar de gronden die zijn ingediend tegen het besluit ten aanzien van zijn vader. Daarnaast is eiser ook zelf niet meer veilig in Colombia, gelet op de inhoud van de dreigbrief van 20 december 2021.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Bij uitspraak van vandaag heeft deze rechtbank en zittingsplaats ten aanzien van het beroep van de vader van eiser (zaaknummer NL22.11726) geoordeeld dat verweerder de problemen met de FARC niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Voor zover eisers relaas afhankelijk is van het relaas van zijn vader, heeft verweerder niet ten onrechte ook het relaas van eiser ongeloofwaardig geacht.
6. Voor zover eiser stelt persoonlijk niet veilig te zijn in Colombia, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat niet gevolgd wordt dat eiser een persoonlijk doelwit is van de FARC. Verweerder heeft daarbij kunnen overwegen dat het bevreemding wekt dat in de dreigbrief van 20 december 2021 staat dat het eisers vader niet naar Colombia mag terugkeren, terwijl in de dreigbrief van 28 september 2021 alleen staat dat eisers vader zijn dorp moet verlaten. Daarnaast heeft verweerder kunnen overwegen dat niet duidelijk is waarom de FARC maanden na het vertrek van eisers gezin vertrek is overgegaan tot nieuwe dreigementen. Zoals de rechtbank ook heeft overwogen in de uitspraak ten aanzien van eisers vader, heeft verweerder daarom niet de door eiser gewenste waarde hoeven hechten aan de dreigbrief van 20 december 2021.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.