ECLI:NL:RBDHA:2022:11061
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijk ongegrondheid en medische omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd op 10 februari 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft in zijn asielaanvraag aangevoerd dat hij medische problemen heeft en dat hij in Marokko niet de benodigde behandeling kan krijgen. Hij heeft ook gesteld dat hij gediscrimineerd wordt in zijn land van herkomst en dat hij bij terugkeer in extreme armoede zal belanden.
De rechtbank heeft de zaak op 3 maart 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat de medische omstandigheden en de economische situatie van eiser niet relevant waren voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Eiser heeft niet aangetoond dat hij bij terugkeer naar Marokko een gegronde reden heeft voor vrees voor vervolging of dat hij in strijd met artikel 3 van het EVRM behandeld zal worden. De rechtbank concludeerde dat verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat eiser niet onder de bescherming van het Vluchtelingenverdrag valt.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.