ECLI:NL:RBDHA:2022:11057
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na uitspraak op beroep
In de zaak met zaaknummer AWB 20/5974 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2022 uitspraak gedaan. De eiser, een vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn verblijfsvergunning werd ingetrokken en hem een inreisverbod van 10 jaar werd opgelegd. Dit besluit, dat ook als terugkeerbesluit geldt, werd op 30 juni 2020 genomen. De eiser verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl het bezwaar nog in behandeling was.
Voordat de zitting plaatsvond, verklaarde de Staatssecretaris het bezwaar van de eiser ongegrond bij een besluit op 22 december 2020. Hierop heeft de eiser beroep ingesteld, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd ingediend hangende het beroep. De voorzieningenrechter heeft in een andere uitspraak, met zaaknummer AWB 21/135, op dezelfde dag uitspraak gedaan op het beroep van de eiser. Gezien deze uitspraak was een voorlopige voorziening niet meer nodig.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins-Langedijk. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.