Overwegingen
1. Eiser heeft de Ugandese nationaliteit en is geboren op [1979] .
2. Eiser heeft een opvolgende aanvraag ingediend. Aan zijn eerste asielaanvraag heeft eiser, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat hij werd beschuldigd van desertie en hiervoor in de gevangenis heeft gezeten. Na eisers voorwaardelijke invrijheidstelling kreeg hij een baan als privéchauffeur voor generaal [A] en zijn echtgenote. In maart 2018 werd deze generaal ontslagen en in juni 2018 werd eiser, nog steeds in dienst van de generaal, opgepakt omdat hij hem zou hebben geholpen bij zijn ontsnappingspoging. Eisers oom heeft hem geholpen het politiebureau uit te komen en het land te ontvluchten. Eiser is samen met zijn neef gevlucht. Eiser vreesde bij terugkeer naar Uganda voor een nieuwe arrestatie en mishandelingen.
3. Deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft geoordeeld dat verweerder het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft mogen vinden en dat eisers verklaringen over
dat hij werkzaam is geweest voor [A] ongeloofwaardig zijn. Ook de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden vanwege zijn werkzaamheden voor [A] heeft verweerder volgens de rechtbank ongeloofwaardig mogen vinden op grond dat zijn verklaringen hierover ongerijmd, bevreemdend en op essentiële punten wisselend zijn ten opzichte van de verklaringen van de neef. Dit oordeel staat in rechte vast
4. Aan de onderhavige asielaanvraag legt eiser ten grondslag dat de Ugandese autoriteiten hem naar Uganda willen lokken om hem te laten getuigen tegen generaal [A] . Hij vreest daarna gedood te worden. Ook is er een arrestatiebevel voor hem uitgevaardigd op grond van zijn desertie en eiser vreest opgepakt te worden. De Ugandese autoriteiten hebben aan zijn vrouw verteld dat het arrestatiebevel ingetrokken wordt als hij tegen generaal [A] getuigt. Eiser heeft ter onderbouwing een aantal nieuwe documenten overgelegd: een aantal foto’s, een kopie van een betalingsbewijs, een krantenartikel van [krant] van 22 september 2019 en een kopie van een arrestatiebevel. Ook heeft eiser nieuwe verklaringen afgelegd.
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Werkzaamheden voor generaal [A] ;
Problemen naar aanleiding van werkzaamheden voor generaal [A] .
6. Verweerder heeft het eerste relevante element geloofwaardig bevonden, maar het tweede en derde relevante element ongeloofwaardig. Eiser wordt niet aangemerkt als een vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en heeft met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Uganda een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarom heeft verweerder de aanvraag op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw. afgewezen als kennelijk ongegrond.
Werkzaamheden voor generaal [A]
7. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat hij nog steeds niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor het bedrijf [bedrijf] ( [bedrijf] ) heeft gewerkt en dat hij op die wijze verbonden is geweest met generaal [A] , die de baas zou zijn van dit bedrijf. Verweerder miskent dat eiser op de overgelegde foto's een shirt draagt met ' [bedrijf] '. Hiermee wordt het werk voor [bedrijf] genoegzaam aannemelijk, samen met zijn verklaring en het overgelegde betalingsbewijs voor zijn werk voor [bedrijf] . Verweerder gaat niet in op de door eiser in de zienswijze gegeven onderbouwing van het standpunt dat hij zwart heeft gewerkt voor [A] en verwijst alleen naar het voornemen. Verder is het voor eiser niet mogelijk om als burger informatie bij de Kamer van Koophandel in Uganda te verkrijgen en het heeft niet aan zijn vereiste inspanningen gelegen. In het kader van een redelijke bewijslastverdeling is het aan verweerder om te onderzoeken hoe de relatie tussen [A] en [bedrijf] bij de Kamer van Koophandel beschreven ligt, omdat eiser in bewijsrechtelijk opzicht zich al voldoende heeft ingespannen. Eiser verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van 8 maart 20171. Wat
verweerder overweegt met betrekking tot het daadwerkelijke bestaan van [bedrijf] , de werkzaamheden van [bedrijf] en het niet al dan niet meer operationeel zijn van [bedrijf] verdraagt zich niet met de onderzoeksplicht van verweerder. Eiser heeft ten slotte ter onderbouwing nog een getuigenverklaring van mevrouw [B] overgelegd, waarin zij verklaart dat ze eiser in het huis van generaal [A] in Uganda is tegengekomen en dat haar werd verteld dat eiser in dienst was van de generaal.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het ongeloofwaardig heeft mogen vinden dat eiser werkzaamheden voor generaal [A] heeft verricht. Eiser heeft namelijk geen objectieve documenten overgelegd waaruit blijkt dat hij voor generaal [A] heeft gewerkt. Ten aanzien van de foto’s die eiser ter onderbouwing heeft overgelegd heeft verweerder terecht vastgesteld dat hieruit niet valt af te leiden dat eiser werkzaam is geweest voor [bedrijf] . Op een aantal foto’s staat eiser niet afgebeeld. Dat hij op enkele foto’s met een shirt met een logo van [bedrijf] is afgebeeld is onvoldoende om te concluderen dat hij trainer was voor dit bedrijf. Het betalingsbewijs dat eiser heeft overgelegd is een kopie, waardoor het niet op authenticiteit valt te onderzoeken en er dus beperkte waarde aan kan worden gehecht. Ook hieruit heeft verweerder dus niet hoeven afleiden dat eiser voor [bedrijf] werkzaam is geweest. Daarbij heeft verweerder terecht opgemerkt dat generaal [A] niet wordt genoemd op het betalingsbewijs en dat hij ook niet staat afgebeeld op de foto’s. Eiser heeft met deze documenten dan ook niet onderbouwd dat er een link bestaat tussen het bedrijf [bedrijf] en generaal [A] , terwijl niet is gebleken dat hiervan geen objectieve documenten beschikbaar zouden zijn. Het is aan eiser om de link aannemelijk te maken en verweerder heeft hier op basis van de overgelegde stukken geen nader onderzoek naar hoeven doen. Over dat eiser zwart heeft gewerkt voor generaal [A] en dat er daarom geen gegevens van zijn dienstverband zijn, heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam in de eerste procedure al geoordeeld dat verweerder dit bevreemdend heeft mogen vinden. Verweerder heeft de getuigenverklaring van mevrouw [B] in het licht van deze ontoereikende documenten ook onvoldoende mogen vinden.
9. De rechtbank overweegt verder dat, ook indien eiser wel werkzaamheden voor generaal [A] zou hebben verricht, verweerder terecht stelt dat voor eisers asielaanvraag van belang is of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat deze werkzaamheden ook tot problemen hebben geleid. De rechtbank zal daar hierna verder op ingaan.
Problemen naar aanleiding van werkzaamheden voor generaal [A]
10. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat de nieuwe verklaringen en overgelegde stukken nog altijd niet overtuigend zijn gebleken om eisers gestelde problemen die verband houden met generaal [A] als geloofwaardig te beoordelen. Eiser heeft voor zijn stellingen naar vermogen bewijs aangedragen, waaronder het krantenartikel in de [krant] van 22 september 2019. Verweerder vond dit artikel kennelijk van belang, aangezien hij heeft besloten de asielaanvraag van eiser via de verlengde asielprocedure te laten verlopen en eiser is uitgenodigd bewijs aan te dragen. Ondanks dat eiser vervolgens de authenticiteit heeft bewezen, werpt verweerder eiser tegen dat hij zijn gestelde problemen hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt en dat hij de wijze waarop het artikel tot stand is gekomen niet heeft weten te onderbouwen. Eiser ontgaat dit laatste standpunt, omdat hij niet bij de totstandkoming van het artikel betrokken is geweest. Verder volgt uit het krantenartikel feitelijk dat eiser in verband wordt gebracht met de daadwerkelijke gepleegde moord op [C] en dat hij (dus) het land is ontvlucht, omdat hij gevaar liep. Verweerder stapt verder heen over wat volgens eiser essentieel is: dat de inhoud van het krantenartikel voor het overige niet juist is. Een en ander onderbouwt nu juist wel degelijk
de kern van het asielrelaas van eiser: dat is getracht hem in een zodanig benaderde positie te brengen, dat eiser kon worden genoodzaakt om mee te werken aan de van hem verlangde getuigenis tegen [A] . Het krantenartikel is dan ook niet op een juiste manier in de besluitvorming betrokken en dit geldt ook voor het arrestatiebevel. Eiser kan verweerder niet volgen in zijn overweging dat uit het arrestatiebevel niet kan worden afgeleid dat dit als doel heeft hem als getuige naar Uganda te lokken.
11. De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een opvolgende aanvraag en dat deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam in de eerste procedure van eiser heeft geoordeeld dat verweerder de problemen naar aanleiding van de werkzaamheden voor generaal [A] ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Dit is onder andere gebaseerd op de tegenstrijdige en ongerijmde verklaringen die eiser en zijn neef hebben gedaan over deze problemen. Dit oordeel staat in rechte vast en eiser moet dus in deze procedure met nieuwe stukken en verklaringen aannemelijk maken dat er ondanks deze eerdere tegenstrijdigheden, toch aanleiding is om zijn problemen geloofwaardig te achten. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser hier niet in is geslaagd.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de problemen naar aanleiding van de werkzaamheden voor generaal [A] ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Verweerder stelt terecht dat eiser in deze procedure geen uitleg heeft gegeven voor de tegenstrijdigheden en ongerijmdheden in zijn verklaringen in de eerste procedure. Verder heeft verweerder mogen vinden dat de overgelegde stukken en aanvullende verklaringen van eiser ook niet tot een ander oordeel leiden over de geloofwaardigheid van de problemen. Het krantenartikel uit de [krant] ondersteunt eisers verklaringen allereerst niet. Uit het krantenartikel blijkt niet dat en op welke manier eiser onder druk wordt gezet door de Ugandese autoriteiten om te getuigen tegen generaal [A] . In het artikel wordt eiser ook niet in verband gebracht met generaal [A] , maar enkel met de moord op [C] . Eiser stelt dat alles in het artikel verzonnen is op verzoek van de overheid, maar kan dit niet verder onderbouwen. Ook heeft eiser niet duidelijk kunnen maken wat het betekent dat de [organisatie] de [krant] sponsort. Verweerder heeft dit opvallend mogen vinden, omdat dit een organisatie is die werkt aan ‘Deepening democracy’, ‘Rights, justice and peace’ en ‘Voice and accountabillity’, wat het minder aannemelijk maakt dat een artikel zou worden gepubliceerd dat verzonnen is. Dat verweerder in de besluitvormingsfase eiser heeft verzocht om aan te tonen dat het artikel gepubliceerd is, maar vervolgens toch tot de conclusie is gekomen dat het eisers verhaal niet onderbouwt, vindt de rechtbank niet onzorgvuldig. Ten aanzien van het arrestatiebevel heeft verweerder verder mogen betrekken dat het om een kopie gaat en dat er daarom maar beperkte waarde aan kan worden gehecht. Verder blijkt uit het arrestatiebevel ook niet waar het op gebaseerd is. Eiser heeft verklaard dat het gebaseerd is op zijn desertie, maar de rechtbank heeft in de eerste procedure van eiser geoordeeld dat verweerder deze desertie ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Dat het arrestatiebevel is uitgevaardigd om eiser onder druk te zetten om te getuigen, heeft verweerder verder ook niet aannemelijk hoeven vinden. Eiser stelt dat de autoriteiten dit tegen zijn vrouw hebben gezegd, maar hij heeft dit verder op geen enkele manier onderbouwd. Het blijkt niet dat verweerder het krantenartikel en het arrestatiebevel niet op de juiste wijze in de besluitvorming heeft betrokken. Ten slotte heeft verweerder ook de verklaringen van eiser over het afluisteren van de telefoon van zijn vrouw en de inval in het huis van zijn vrouw niet overtuigend mogen vinden. Eiser heeft zelf de conclusie hieraan verbonden dat de militaire inlichtingendienst van Uganda hiervoor verantwoordelijk moet zijn geweest, maar heeft daar geen verdere onderbouwing voor.
13. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
14. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.