ECLI:NL:RBDHA:2022:11043

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 22/845
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen e-mail inzake functioneringsgesprek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ambtenaar, en de minister van Defensie. Eiseres had op 28 september 2021 verzocht om het verslag van haar functioneringsgesprek van 23 maart 2021 uit haar personeelsdossier te verwijderen. De minister heeft dit verzoek op 9 november 2021 afgewezen via een e-mail. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de minister heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de e-mail volgens hem geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 23 augustus 2022 behandeld. Eiseres en haar gemachtigde hebben hun standpunt toegelicht, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank overweegt dat een functioneringsgesprek een normaal sturingsmiddel is binnen de interne ambtelijke verhoudingen en dat het verslag daarvan niet op rechtsgevolg is gericht. Dit betekent dat de e-mail van de minister ook niet als een besluit kan worden aangemerkt. Eiseres heeft aangevoerd dat de e-mail wel degelijk een besluit is, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank concludeert dat de minister het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/845

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.I. van Os),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Doornekamp).

Procesverloop

Bij besluit van 6 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gericht tegen de e-mail van 9 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft op 28 september 2021 verzocht om verwijdering van het verslag van haar functioneringsgesprek van 23 maart 2021 uit haar personeelsdossier. Bij e-mail van
9 november 2021 heeft verweerder aangegeven dat dit verzoek niet wordt geaccordeerd. Dit betekent dat het verslag van het functioneringsgesprek niet uit haar personeelsdossier wordt verwijderd.
Wat is het standpunt van verweerder?
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gericht tegen de e-mail niet-ontvankelijk verklaard, omdat de e-mail geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. [1] In het verslag van het functioneringsgesprek is vastgelegd wat tijdens dat gesprek over het functioneren van eiseres aan de orde is geweest. Het gesprek zelf en het verslag daarvan zijn niet op een rechtsgevolg gericht. Volgens vaste rechtspraak is een functioneringsgesprek een normaal sturingsmiddel in de interne ambtelijke verhoudingen, waardoor eiseres niet in haar rechtspositie als ambtenaar wordt geraakt. Hieruit volgt dat ook de e-mail niet op rechtsgevolg is gericht of een verandering in de rechtsverhouding tussen eiseres en verweerder met zich brengt. Dit betekent dat eiseres geen bezwaar kan maken tegen de e-mail.
3. Eiseres is het niet eens met verweerder en voert aan dat de e-mail wel op een rechtsgevolg is gericht. Hierbij benadrukt zij dat zij geen bezwaar maakt tegen de inhoud van het functioneringsgesprek, maar tegen het besluit om het functioneringsgesprek niet uit haar personeelsdossier te verwijderen. Zij bestrijdt dat de e-mail geen besluit is. Dit volgt uit het feit dat zij voor het verwijderen van het verslag van het functioneringsgesprek uit haar personeelsdossier een daarvoor bestemd formulier heeft ingevuld. Ook heeft haar leidinggevende aangegeven dat de e-mail een besluit is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Het functioneringsgesprek wordt gehouden als een normaal sturingsmiddel in de interne ambtelijke verhoudingen, dat eiseres niet in haar rechtspositie als ambtenaar raakt. [2] Tegen het hanteren van een dergelijk sturingsmiddel kan geen rechtsmiddel worden aangewend. Het al dan niet verwijderen van een verslag van een functioneringsgesprek uit het personeelsdossier is daarom ook niet op een rechtsgevolg gericht.
4.1.
Dat eiseres niet in bezwaar is gegaan tegen de inhoud van het verslag van het functioneringsgesprek, maar tegen de weigering om het functioneringsgesprek uit haar personeelsdossier te verwijderen, maakt niet dat alsnog een rechtsgevolg ontstaat. Ook de mededeling van haar voormalige leidinggevende dat de e-mail een besluit is en het feit dat voor het verwijderen van een verslag van een functioneringsgesprek een formulier beschikbaar is, leiden niet tot een ander oordeel.
4.2.
Gelet op het vorenstaande kan de e-mail niet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in de Awb.
4.3.
Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat de inhoud van de e-mail, waartegen dat bezwaar is gericht, geen besluit is.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
26 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 21 juli 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR3150.