ECLI:NL:RBDHA:2022:11028

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
NL21.19325
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging verblijfsvergunning asiel en beoordeling rechtmatig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van de verlenging van zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd behandeld. Eiser, geboren in 1990 en van Syrische nationaliteit, had zijn aanvraag om verlenging ingediend na de intrekking van zijn verblijfsvergunning op 8 april 2020. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen op 12 november 2021, omdat eiser niet voldeed aan de vereiste van vijf jaar rechtmatig verblijf. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat eiser niet aan de voorwaarden voor verlenging voldoet. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van de verlenging op de juiste wijze is bekendgemaakt aan eiser, aangezien hij zelf zijn aanvraag had ingediend en geen melding had gemaakt van zijn gemachtigde. De rechtbank concludeert dat er geen samenhang is met de eerdere procedure en dat de afwijzing van de verlenging terecht is gedaan. Eiser had weliswaar een beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning, maar dit gaf hem geen recht op verlenging van zijn asielvergunning. De rechtbank wijst het beroep af en er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL21.19325
[v nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1990, van Syrische nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. A.W. Eikelboom)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak gaat het over het beroep van eiser tegen de afwijzing van de verlenging van zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
1.2
Verweerder heeft met zijn besluit van 12 november 2021 de aanvraag afgewezen omdat eiser direct voorafgaand aan de aanvraag geen rechtmatig verblijf gedurende vijf achtereenvolgende jaren heeft gehad.
1.3
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
Omdat geen van de partijen heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van het recht op zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek op de zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze zaak het beroep van eiser. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de zogenaamde beroepsgronden.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank is uitgegaan van de volgende feiten. Eisers verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is bij besluit van 8 april 2020 met terugwerkende kracht ingetrokken. Het is namelijk voldoende aannemelijk dat eiser ook de Armeense nationaliteit heeft en Armenië geldt als veilig land van herkomst. Op 9 december 2020 heeft eiser zijn aanvraag om verlenging ingediend. Op 18 december 2020 is het beroep van eiser tegen het intrekkingsbesluit van 8 april 2020 door deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, ongegrond verklaard. [1] Deze uitspraak is door de Afdeling [2] bevestigd op 12 augustus 2021. [3]
Heeft verweerder het bestreden besluit op juiste wijze bekendgemaakt?
5. Eiser voert aan dat het voornemen van verweerder ten onrechte niet aan de gemachtigde is gestuurd en dat het bestreden besluit niet op de juiste wijze bekend is gemaakt. Omdat sprake is van samenhang tussen de eerdere procedure naar aanleiding van het intrekkingsbesluit (waarin verweerder bekend was dat eiser door zijn gemachtigde wordt bijgestaan) en de onderhavige verlengingsaanvraag, had het voornemen en het bestreden besluit aan de gemachtigde van eiser gestuurd moeten worden.
5.1
De rechtbank stelt vast dat eiser de verlengingsaanvraag zelf heeft ingediend en daarbij zijn eigen contactgegevens heeft opgegeven. Eiser heeft verweerder niet op de hoogte gesteld dat zijn gemachtigde die hem heeft bijgestaan in de eerdere procedure, ook in de onderhavige zaak voor hem optreedt. Dit heeft eiser ook niet laten weten na het ontvangen van het voornemen, waarin staat vermeld dat een zienswijze kan worden ingediend door een gemachtigde of een advocaat. Er was dan ook geen sprake van een verplichting voor verweerder om het bestreden besluit ook naar eisers gemachtigde te sturen. [4]
5.2
Eisers verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 14 september 2021 [5] volgt de rechtbank niet. In die zaak was namelijk sprake van grote samenhang tussen de twee procedures omdat deze kort op elkaar volgden en de samenhang tussen de besluiten door verweerder erkend werd doordat het nemen van het tweede besluit werd aangekondigd in het eerste besluit. In eisers zaak is hiervan geen sprake. De afwijzing van de verlenging van zijn verblijfsvergunning is pas acht maanden na het intrekkingsbesluit genomen naar aanleiding van een aanvraag van eiser.
5.3
Verweerder heeft het bestreden besluit dus op de juiste wijze kenbaar gemaakt door deze naar eiser te sturen.
Had eiser tijdens de aanvraag meer dan vijf jaar rechtmatig verblijf?
6. Eiser voert aan dat hij tijdens zijn verleningsaanvraag meer dan vijf jaar rechtmatig verblijf had omdat de rechtsgevolgen van het intrekkingsbesluit zijn opgeschort door het ingestelde beroep tegen dat besluit.
6.1
Om in aanmerking te komen voor verlenging van de asielvergunning moet eiser vijf jaar rechtmatig verblijf hebben gehad op grond van artikel 8, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000. [6] Het rechtmatige verblijf van eiser is met het intrekkingsbesluit met terugwerkende kracht ingetrokken per 23 december 2015. [7] Dat besluit staat in rechte vast. Door het instellen van beroep tegen het intrekkingsbesluit kreeg eiser weliswaar rechtmatig verblijf, maar op een andere grond, namelijk: het in afwachting zijn op een beslissing op een beroepschrift. [8] Dat maakt niet dat eiser aan de voorwaarden voldoet voor verlenging. De beroepsgrond slaagt dus niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.E. Delhaes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.NL20.9861.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.202100268/1/V3.
4.Afdelingsuitspraak van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:605.
6.Paragraaf C2/7 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
7.Op grond van artikel 32, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
8.Op grond van artikel 8, onder h, van de Vw.