ECLI:NL:RBDHA:2022:11015

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 22/461
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring

Op 8 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een maatregel van bewaring. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, had tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, geregistreerd onder het zaaknummer NL22.1014. Dit beroep was ingesteld tegen een maatregel van bewaring die op 20 januari 2022 was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De Staatssecretaris heeft op 28 januari 2022 de maatregel van bewaring opgeheven en schadevergoeding aangeboden, maar verzoeker heeft het beroep met zaaknummer NL22.1014 ingetrokken en het verzoek om een voorlopige voorziening gehandhaafd.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. De rechter overwoog dat, gezien het intrekken van het beroep, er geen beroepsprocedure meer liep en dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet voldeed aan de vereiste connexiteit zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Awb. Hierdoor werd het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. M.A.W.M. Engels, en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/461

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. van Bennekom),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker een maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder het zaaknummer NL22.1014.
Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is bij de rechtbank geregistreerd onder het zaaknummer AWB 22/461.
Verweerder heeft op 28 januari 2022 de maatregel van bewaring opgeheven, schadevergoeding aangeboden (€ 930,-) en aangeboden om de proceskosten te vergoeden
(€ 759,-). Verzoeker heeft vervolgens het beroep met zaaknummer NL22.1014 ingetrokken.
Het verzoek om een voorlopige voorziening heeft verzoeker gehandhaafd. Hierop zal de
voorzieningenrechter in deze uitspraak afzonderlijk beslissen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Door het intrekken van het beroep met zaaknummer NL22.1014, loopt er geen beroepsprocedure meer. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt aan het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen de in artikel 8:81 van de Awb vereiste connexiteit, zodat het verzoek met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb zonder onderzoek ter zitting niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.