3.16van het Vb6 dat, zolang de vreemdeling of de hoofdpersoon met meer dan één andere persoon tegelijkertijd door een huwelijk of een partnerschap is verbonden, de verblijfsvergunning ten behoeve van gezinshereniging slechts wordt verleend aan één echtgenoot, geregistreerde partner of partner tegelijkertijd. Ook hieruit valt niet af te leiden dat het geven van verblijf bij één echtgenoot leidt tot verbreking van de feitelijke gezinsband met een tweede echtgenoot. Niet valt in te zien waarom de uitleg van artikel 4, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn in nareiszaken anders zou moeten zijn dan in reguliere gezinsherenigingszaken.
8. De conclusie van verweerder dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent is verbroken, enkel doordat referent naar Nederland is gekomen om te verblijven met zijn andere echtgenote, is dan ook onjuist. Eiseres stelt terecht dat verweerder, bij twijfel aan een daadwerkelijk huwelijksleven tussen haar en referent, hier nader feitelijk onderzoek naar had moeten doen. Ook stelt eiseres in verband hiermee terecht dat de hoorplicht van verweerder in de bezwaarprocedure is geschonden.
9. Gelet hierop heeft verweerder zich niet zonder nadere motivering op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet valt onder de doelgroep van de nareisregeling in artikel 29, tweede lid, van de Vw. Om die reden faalt vooralsnog ook het standpunt van verweerder ter zitting dat eiseres voor een verdere individuele beoordeling - waaronder de toets aan artikel 8 van het EVRM7 - een reguliere aanvraag moet indienen.
10. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:11 van de Awb8. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of om anderszins zelf in de zaak te voorzien. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus. Daarbij is van belang dat verweerder voor het doen van nader onderzoek eiseres en referent nader zal moeten horen en niet is te voorspellen binnen welke termijn verweerder daaraan uitvoering
6 Vreemdelingenbesluit 2000
7 Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
8 Algemene wet bestuursrecht
zal kunnen gegeven. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en
1. punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.