ECLI:NL:RBDHA:2022:11008
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2022 een mondelinge uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.C.Ch. Kneuvels, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd afgewezen als kennelijk ongegrond. De zitting vond plaats op 12 oktober 2022, maar verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. R.P.G. van Bel.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Dit gebeurde na de behandeling van de zaak, waarbij de rechtbank in een andere zaak (NL22.4478) het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk had verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat, gezien deze uitspraak, er geen aanleiding was om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans.