In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2022, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van de erven van [A] tegen het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk. Het college had op 29 juni 2022 een besluit genomen waarin verzoekers werd gelast om binnen drie maanden de overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de regels van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen te beëindigen. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 oktober 2022 behandeld, waarbij zowel verzoekers als vertegenwoordigers van het college en belanghebbenden aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekers onvoldoende spoedeisend belang hebben bij de eerste last, die hen verbiedt de woning te gebruiken voor bedrijfsmatige kamergewijze verhuur of voor meer dan één huishouden. Dit omdat het college bereid was de controles uit te stellen tot na de uitspraak. Echter, ten aanzien van de tweede last, die hen verplicht de keuken op de bovenverdieping te verwijderen, oordeelt de voorzieningenrechter dat er wel voldoende spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de woning in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Daarom wordt de last tot het verwijderen van de keuken geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
De uitspraak concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening gedeeltelijk wordt toegewezen, waarbij de voorzieningenrechter het college verplicht het griffierecht aan verzoekers te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open.