ECLI:NL:RBDHA:2022:11003

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
22-5778
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van last tot verwijderen keuken uit woning in verband met bestemmingsplan en Wabo

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2022, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van de erven van [A] tegen het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk. Het college had op 29 juni 2022 een besluit genomen waarin verzoekers werd gelast om binnen drie maanden de overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de regels van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen te beëindigen. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 oktober 2022 behandeld, waarbij zowel verzoekers als vertegenwoordigers van het college en belanghebbenden aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekers onvoldoende spoedeisend belang hebben bij de eerste last, die hen verbiedt de woning te gebruiken voor bedrijfsmatige kamergewijze verhuur of voor meer dan één huishouden. Dit omdat het college bereid was de controles uit te stellen tot na de uitspraak. Echter, ten aanzien van de tweede last, die hen verplicht de keuken op de bovenverdieping te verwijderen, oordeelt de voorzieningenrechter dat er wel voldoende spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de woning in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Daarom wordt de last tot het verwijderen van de keuken geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar.

De uitspraak concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening gedeeltelijk wordt toegewezen, waarbij de voorzieningenrechter het college verplicht het griffierecht aan verzoekers te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5778

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 oktober 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoekster], zijnde de erven van [A] , verzoekers
en

het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk (het college)

(gemachtigde: N. Plug, werkzaam bij de Omgevingsdienst West-Holland).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel:
[derde-partij 1] en [derde-partij 2]uit [woonplaats] (belanghebbenden).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het bestreden besluit van het college van
29 juni 2022.
Met het bestreden besluit heeft het college verzoekers gelast om binnen
drie maanden de overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en van de regels van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen op het perceel [adres] [huisnummer] te [plaats] te beëindigen en beëindigd te houden. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is bij het college in behandeling.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Belanghebbenden hebben ook schriftelijk gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker [verzoeker] , de gemachtigde van het college, vergezeld van [B] en [C] , toezichthouders, en beide belanghebbenden.

Totstandkoming van het besluit en aanleiding van het verzoek

1. In deze uitspraak verwijst de voorzieningenrechter door middel van voetnoten naar de relevante wet- en regelgeving. De relevante bepalingen zijn afzonderlijk opgenomen in een bijlage die achter deze uitspraak zit.
2. Op 8 februari 2022 hebben belanghebbenden het college verzocht om handhavend tegen het gebruik van de woning aan de [adres] [huisnummer] te [plaats] (de woning) op te treden.
3. Op 7 juni 2022 en 15 juni 2022 heeft een toezichthouder van de Omgevingsdienst West-Holland een controle uitgevoerd op dit adres.
4. Uit de controle blijkt volgens het college dat verzoekers de woning gebruiken of laten gebruiken voor meer dan één (permanent) huishouden en/of kamergewijze verhuur, en dat de woning blijkens zijn indeling en inrichting ook voor dat doel is ingericht. Dit is volgens het college in strijd met de Wabo, [1] het bestemmingsplan “De Zilk” [2] (bestemmingsplan) en het paraplubestemmingsplan “Parkeren en Wonen” [3] (paraplubestemmingsplan).
5. Met het bestreden besluit heeft het college verzoekers gelast om binnen drie maanden de overtredingen te beëindigen en beëindigd te houden. Verzoekers kunnen dit doen door te voldoen aan de volgende twee lasten: (1) het gebruik van de woning voor bedrijfsmatige kamergewijze verhuur en/of voor meer dan één (permanent) huishouden te staken en gestaakt te houden; en (2) de woning in oude staat terug te brengen door de keuken op de bovenverdieping ten behoeve van kamergewijze verhuur te verwijderen en verwijderd te houden. Indien verzoekers geen, deels of niet tijdig gehoor geven aan bovenstaande lasten, verbeuren zij per last (een) dwangsom(men) van € 5.000,- , met een maximum van € 10.000,-. Volgens het college is er geen concreet zich op legalisatie van de geconstateerde overtredingen en is van bijzondere omstandigheden om van handhaving af te zien geen sprake.
6. Verzoekers zijn het hier niet mee eens en hebben een bezwaarschrift ingediend. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Zij vinden dat geen sprake is van kamergewijze verhuur. Wel verblijft er af en toe iemand in de woning, maar dat is dan slechts tijdelijk voor een overbruggingsperiode. Verzoekers voeren verder aan dat de woning is aangepast zodat [verzoekster] , die kampt met dementie en in een verzorgingstehuis verblijft, veilig in de woning op de begane grond kan verblijven als zij daar op bezoek is. Zo heeft de keuken op de begane grond geen kookvoorziening meer en is er in plaats daarvan een douche gerealiseerd. Op de begane grond staat ook een bed. Om nog wel een warme maaltijd te kunnen bereiden heeft [verzoeker] de keuken op de eerste verdieping gerealiseerd, aldus verzoekers.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

7. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. Eerst zal de voorzieningenrechter beoordelen of verzoekers voldoende spoedeisend belang hebben bij een voorlopige voorziening.
8. Het college heeft in een e-mailbericht van 4 oktober 2022 aangegeven bereid te zijn de controles uit te stellen tot na de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening. Dit betekent dat verzoekers op korte termijn de aan beide lasten verbonden dwangsommen kunnen verbeuren.
9. Voldoen verzoekers niet aan last 1, dan verbeuren zij een dwangsom van € 5.000,-. Gesteld noch gebleken is dat verzoekers door het betalen van deze dwangsom in een financiële noodsituatie komen. Ten aanzien van last 1 hebben verzoekers volgens de voorzieningenrechter daarom geen voldoende spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening. [4] Zij kunnen de heroverweging van deze last in de bezwaarprocedure afwachten. Mocht de last in bezwaar worden herroepen, dan zal verweerder de mogelijk verbeurde dwangsom vanzelfsprekend terugbetalen. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening in zoverre wegens onvoldoende spoedeisend belang afgewezen. Van een evidente onrechtmatigheid in de besluitvorming ten aanzien last 1 is de voorzieningenrechter bovendien voorshands niet gebleken, zodat de voorzieningenrechter ook daarin geen reden ziet een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekers zullen dus een dwangsom verbeuren als zij de woning (blijven) gebruiken voor kamergewijze verhuur of (laten) gebruiken door meerdere huishoudens.
10. Nu verzoekers ter voorkoming van het verbeuren van een dwangsom op grond van last 2 de keuken op de bovenverdieping moeten verwijderen, hetgeen vermoedelijk onomkeerbaar is, acht de voorzieningenrechter ten aanzien van deze last wel voldoende spoedeisend belang aanwezig. Daarom zal de voorzieningenrechter het verzoek, voor zover zich dat richt tegen last 2, inhoudelijk beoordelen.
11. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit, voor zover dat ziet op last 2, te schorsen.
12. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het college last 2 baseert op het overtreden door verzoekers van artikel 1.5 van de regels bij het paraplubestemmingsplan en artikel 1.149 van de regels bij het bestemmingsplan (die gelijkluidend zijn). Ter beantwoording van de vraag of zich strijd voordoet met die bepalingen moet worden beoordeeld of sprake is van een woning die blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de permanente huisvesting van meer dan één huishouden. Om dat te kunnen beoordelen is het onder meer van belang om te weten hoeveel (volwaardige) keukens in de woning aanwezig zijn.
13 In het constateringsrapport van 16 juni 2022 is door de toezichthouder vermeld dat op de bovenverdieping twee kamers aanwezig zijn waarin zich keukens bevinden. Tijdens de zitting heeft de toezichthouder desgevraagd verklaard dat die constatering in het rapport niet klopt, en dat op de bovenverdieping slechts één keuken aanwezig is waarin ook warme maaltijden kunnen worden bereid op een kookplaat. Verzoekers hebben dit niet bestreden. In het rapport van 16 juni 2022 ontbreekt daarentegen een beschrijving van de keuken op de begane grond. Ook tijdens de zitting heeft de toezichthouder die beschrijving niet kunnen geven. De voorzieningenrechter is daarom voorshands van oordeel dat het college de inrichting en indeling van de woning niet geheel inzichtelijk heeft gemaakt met objectieve en controleerbare informatie, zoals foto’s en een schriftelijk vastgelegde beschrijving van de situatie door een toezichthouder.
14. Tegen deze achtergrond is het voorshands onvoldoende duidelijk of sprake is van overtreding van het (paraplu)bestemmingsplan. Hiervoor is nader onderzoek nodig: het college zal de feitelijke situatie van de woning en de daarin aanwezige(volwaardige/onvolwaardige) keukens deugdelijker in kaart moeten brengen, en op basis daarvan juridisch moeten beoordelen – en deugdelijk moeten motiveren – of sprake is van een woning die blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de permanente huisvesting van meer dan één huishouden.
15. Nu voorshands onvoldoende duidelijk is of de aanwezigheid van de keukenvoorziening op de bovenverdieping samenhangt met het gebruik van de woning voor bedrijfsmatige kamergewijze verhuur en/of voor meer dan één (permanent) huishouden, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het belang van verzoekers bij het voorlopig niet hoeven afbreken van deze keuken weegt zwaarder dan het belang van het college om last 2 reeds nu te kunnen effectueren in afwachting van de heroverweging in de bezwaarprocedure. Van belang daarbij is dat ook als het klopt dat de twee keukens gericht zijn op het faciliteren van meerdere huishoudens, dit ongewenste gebruik van de woning gedurende het nadere onderzoek door het college in bezwaar kan worden aangepakt door te handhaven op grond van last 1. Die last blijft immers gelden.
16. Het bestreden besluit zal, voor zover dat betrekking heeft op last 2, worden geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar.

Conclusie en gevolgen

17. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af voor zover dat betrekking heeft op
last 1. Dat betekent dat het bestreden besluit ten aanzien van last 1 niet wordt geschorst en verzoekers de aan die last verbonden dwangsom verbeuren indien zij niet alsnog aan last 1 voldoen.
18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, voor zover dat betrekking heeft op last 2, en treft de voorlopige voorziening dat die last wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
19. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek gedeeltelijk toewijst en een voorlopige voorziening treft, moet verweerder het griffierecht aan verzoekers vergoeden. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af voor zover dat betrekking heeft op de aan het bestreden besluit verbonden last 1;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe voor zover dat betrekking heeft op de aan het bestreden besluit verbonden last 2;
  • schorst het bestreden besluit ten aanzien van de daaraan verbonden last 2 tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan verzoekers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.E.F. Reijnders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
24 oktober 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage wet- en regelgeving
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit (…) het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…).
Bestemmingsplan “De Zilk”
Artikel 14.1, wonen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen met aan-huis-gebonden beroepen;
1.79, huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.148, wonen
het houden van verblijf, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
1.149, woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de permanente huisvesting van niet meer dan één huishouden, dus geen bedrijfsmatige kamergewijze verhuur.
Paraplubestemmingsplan "Parkeren en Wonen"
Artikel 1.3, huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
Artikel 1.4, wonen
het gehuisvest zijn in een woning / wooneenheid of ander daartoe bedoeld object;
Artikel 1.5, woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de permanente huisvesting van niet meer dan één huishouden. Hieronder vallen tevens bijzondere woonvormen in de vorm van begeleid wonen voor mensen met dementie maar geen bedrijfsmatige kamergewijze verhuur.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
2.Artikelen 14, 1.79, 1.148 en 1.149 van de planregels bij het bestemmingsplan.
3.Artikelen 1.3, 1.4 en 1.5 van de planregels bij het paraplubestemmingsplan.
4.Rb Den Haag 9 april 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:3315, r.o. 3 en 4.