ECLI:NL:RBDHA:2022:10985

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 21/7822
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen doorhaling inschrijving bijzondere curator wegens niet voldoen aan inschrijvingsvoorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de doorhaling van zijn inschrijving als bijzonder curator. Eiser was voorwaardelijk ingeschreven, maar op 1 januari 2022 heeft verweerder, het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, de inschrijving doorgehaald omdat eiser niet voldeed aan de inschrijvingsvoorwaarden. Deze voorwaarden zijn in 2019 vastgesteld en vereisen dat de advocaat een examen aflegt. Eiser had tot 1 januari 2022 de tijd om dit examen te halen, maar heeft dit niet gedaan. Eiser heeft aangevoerd dat hij tot 1 januari 2023 de tijd had om de examens te halen, maar de rechtbank oordeelde dat hij voldoende gelegenheid had gekregen en dat de einddatum duidelijk was. De rechtbank concludeerde dat verweerder de inschrijving op goede gronden heeft beëindigd en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had ook verzocht om schadevergoeding, maar de rechtbank wees dit verzoek af, met uitzondering van een bedrag van € 1.029,11 dat verweerder moest betalen voor een misgelopen benoeming. De rechtbank oordeelde dat eiser zijn verzoek om een hogere schadevergoeding onvoldoende had onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7822

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2022 in de zaak tussen

mr. [eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. [gemachtigde]),
en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand (verweerder)

(gemachtigde: mr. C.W. Wijnstra).

Procesverloop

Bij besluit van 27 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en de primaire besluiten herroepen, waardoor de voorwaardelijke inschrijving vanaf 1 juni 2021 herleeft. Daarbij is aanvullend bepaald dat de inschrijving op 1 januari 2022 zal worden doorgehaald, omdat eiser op die datum niet heeft voldaan aan de voorwaarden om onvoorwaardelijk ingeschreven te blijven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2022 via een videoverbinding op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben hieraan deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiser was voorwaardelijk ingeschreven als bijzonder curator in zaken genoemd in artikel 1:212 en/of 1:250 van het burgerlijk wetboek. Op 1 januari 2022 heeft verweerder eisers voorwaardelijke inschrijving doorgehaald, omdat hij niet aan de inschrijvingsvoorwaarden [1] voldoet.
Wat zijn de regels?
2.
Om de kwaliteit van de te verlenen gesubsidieerde rechtsbijstand te waarborgen heeft verweerder in 2019 inschrijvingsvoorwaarden gesteld voor het verlenen van rechtsbijstand op basis van een toevoeging als bijzondere curator in zaken genoemd in artikel 1:212 en/of 1:250 van het burgerlijk wetboek. Deze bevoegdheid komt verweerder toe op grond van artikel 15, aanhef en onder b, en artikel 14 van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). [2]
2.1.
Deze inschrijvingsvoorwaarden zijn in werking getreden op 1 januari 2020. Volgens deze inschrijvingsvoorwaarden moet de advocaat met goed gevolg een examen hebben afgelegd. [3] Verweerder heeft de Stichting Bijzondere Curator Nederland (SBCN) aangewezen om de examens af te nemen.
2.2.
Bij de invoering van deze inschrijvingsvoorwaarden is aan advocaten die al rechtsbijstand als bijzonder curator op basis van een toevoeging verleenden de mogelijkheid geboden om in afwachting van de deelname aan het verplichte examen ingeschreven te blijven op de voorwaarde dat voor 1 januari 2022 het examen met goed gevolg wordt afgelegd (de overgangsregeling). Deze overgangsregeling is destijds gepubliceerd op de website van verweerder.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Bij de primaire besluiten heeft verweerder de voorwaardelijke inschrijving van eiser op 1 juni 2021 doorgehaald, omdat eiser op die datum niet heeft voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden om onvoorwaardelijk ingeschreven te blijven.
3.1.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar overeenkomstig het advies van de Commissie voor Bezwaar van 1 oktober 2021 gegrond verklaard en de primaire besluiten herroepen. Hierdoor herleeft de voorwaardelijke inschrijving vanaf 1 juni 2021. Daarbij is aanvullend bepaald dat de inschrijving op 1 januari 2022 zal worden doorgehaald, omdat eiser op die datum niet heeft voldaan aan de voorwaarden om onvoorwaardelijk ingeschreven te blijven.
3.2.
Verweerder heeft eiser bij besluit van 27 februari 2020 voorwaardelijk ingeschreven als bijzonder curator. In dit besluit heeft verweerder eiser gewezen op het verplichte examen dat hij bij SBCN moet afleggen om zijn voorwaardelijke inschrijving om te zetten in een onvoorwaardelijke inschrijving. Verweerder heeft in de e-mailwisseling naar aanleiding van dit besluit toegelicht dat in het besluit een onjuiste einddatum is genoemd, namelijk 1 januari 2023. Dit is een kennelijke verschrijving.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser voert aan dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, omdat verweerder uitgaat van onjuistheden en niet alle stukken aan het dossier heeft toegevoegd. Eiser stelt dat hij tot uiterlijk 1 januari 2023 de tijd heeft om de verplichte examens te halen. Dit volgt uit de overgangsregeling. Volgens eiser ontbreekt deze overgangsregeling in het dossier en is deze evenmin terug te vinden op de website van verweerder.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Op grond van artikel 17, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wrb kan verweerder een inschrijving doorhalen als de advocaat niet heeft voldaan aan de voor inschrijving gestelde voorwaarden.
5.1.
Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat de overgangsregeling moet worden gekwalificeerd als buitengewoon begunstigend beleid. Dit betekent dat de rechtbank moet toetsen of verweerder het beleid consistent heeft toegepast. De rechtbank toetst dit terughoudend. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder zijn beleid niet consistent heeft toegepast. Bovendien zijn de inschrijvingsvoorwaarden algemeen verbindende voorschriften. [4] Deze kunnen alleen buiten toepassing worden gelaten, als deze in strijd zijn met een hoger wettelijk voorschrift dan wel met een algemeen rechtsbeginsel. Hierover heeft eiser niets gesteld.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser voldoende gelegenheid gekregen om de verplichte examens af te leggen. Ook was het duidelijk dat 1 januari 2022 de einddatum was en niet 1 januari 2023, zoals eiser stelt. Dit volgt in de eerste plaats sinds 2019 uit de regelgeving zelf, maar ook uit de nieuwsberichten uit 2019 die verweerder op zijn website heeft geplaatst ter voorlichting van de advocaten en de e-mailwisseling waarin met eiser is gecommuniceerd over de inschrijvingsvoorwaarden voor bijzondere curatoren naar aanleiding van het besluit van 27 februari 2020. Daarbij komt dat eiser een eerdere procedure heeft gevoerd bij deze rechtbank, [5] waaruit volgt dat verweerder eiser erop heeft geattendeerd met een bericht van 25 november 2020 dat onvoorwaardelijke inschrijving volgt als het examen van de SBCN met goed gevolg wordt afgerond. Ook heeft verweerder gewezen op de beschikbare data waarop het verplichte examen kon worden afgelegd. In die procedure heeft eiser aangegeven dat hij zich niet wil aansluiten bij de SBCN. Hieruit lijkt te volgen dat eiser niet van plan was de verplichte examens af te leggen. Dat de overgangsregeling ontbreekt in het dossier, volgt de rechtbank niet, nu verweerder deze als bijlage heeft toegevoegd bij het verweerschrift.
5.3.
Nu niet in geschil is dat eiser de verplichte examens niet met goed gevolg heeft afgelegd, heeft eiser niet voldaan aan de voorwaarden om onvoorwaardelijk te worden ingeschreven als bijzonder curator per 1 januari 2022.
5.4.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder eisers inschrijving op goede gronden heeft beëindigd. In wat eiser verder aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
Verzoek om schadevergoeding
6. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding van € 6111,79,- die hij stelt te hebben gelden als gevolg van het niet meer ingeschreven staan als bijzonder curator. Daarbij gaat hij uit van de periode van uitschrijving tot en met 31 december 2021, waarbij hij gemiddeld 0,75 keer per maand een toevoeging is misgelopen. Verweerder gaat hier niet in mee en heeft eiser in de brief van 8 april 2022 een schadevergoeding aangeboden van € 1.029,11, het bedrag van één misgelopen benoeming in een periode van viereneenhalve maand ten onrechte uitschrijving. Dit aanbod heeft eiser afgewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder een vergoeding voor een hoger bedrag terecht afgewezen, omdat eiser zijn verzoek onvoldoende heeft onderbouwd.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe tot een bedrag van € 1.029,11 te betalen door verweerder.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
24 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Inschrijvingsvoorwaarden advocatuur 2021.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:133.
3.Zie de artikelen 6i en 6j van de inschrijvingsvoorwaarden.
4.Uitspraak van de Afdeling van 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:133.
5.Uitspraak van 18 mei 2022, SGR 21/3080