ECLI:NL:RBDHA:2022:10978
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluit van 12 januari 2022 afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 21 februari 2022, waar verzoeker niet aanwezig was, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De gemachtigde van de verweerder was wel aanwezig.
Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft gemotiveerd dat verzoeker geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, aangezien er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL22.918) die verband houdt met het beroep van verzoeker. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg, en is bekendgemaakt op 3 maart 2022.