ECLI:NL:RBDHA:2022:10934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.17786
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep inzake verblijfsvergunning asiel en Dublin-claim

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had zijn aanvraag ingediend, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder in Duitsland een asielaanvraag heeft ingediend. Nederland had een verzoek om terugname gedaan aan Duitsland, dat op 5 mei 2022 was aanvaard.

Tijdens de zitting op 13 oktober 2022, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder in redelijkheid geen gebruik hoefde te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij na overdracht aan Duitsland het risico liep op indirect refoulement. Duitsland had immers gegarandeerd dat het asielverzoek van eiser inhoudelijk zou worden behandeld en dat zijn situatie zou worden beoordeeld volgens de Europese richtlijnen. De rechtbank heeft ook geen bijzondere omstandigheden of humanitaire aspecten kunnen vaststellen die een inhoudelijke behandeling van de aanvraag door verweerder zouden rechtvaardigen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.17786
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer] (gemachtigde: mr. S. Zwiers),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 7 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.17787 (voorlopige voorziening), op 13 oktober 2022 op zitting behandeld, te Breda. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Niet in geschil is dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser eerder in Duitsland een asielaanvraag heeft ingediend. Nederland heeft bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan (‘Dublin-claim’). Duitsland heeft dit verzoek op 5 mei 2022 aanvaard (‘claimakkoord’).
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid geen gebruik hoeven maken van zijn discretionaire bevoegdheid om eisers asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening1 inhoudelijk te behandelen. Niet aannemelijk is dat eiser na een overdracht aan Duitsland het risico loopt om te worden blootgesteld aan indirect refoulement, omdat hij – zoals hij stelt – geen asiel zou krijgen in Duitsland. Eiser heeft dit standpunt niet onderbouwd. Bovendien heeft Duitsland door middel van het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser (inhoudelijk) in behandeling te nemen en dat zijn situatie zal worden beoordeeld in lijn met de verschillende Europese richtlijnen. Tot slot is niet gebleken van humanitaire aspecten of bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder de asielaanvraag inhoudelijk zou moeten behandelen. Verweerder mag dan ook uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2022 door mr. R.A. Karsten- Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
1 Verordening (EU) nr. 604/2013.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR22792527

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.