ECLI:NL:RBDHA:2022:10929

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.2401 en NL22.2402
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de beroepen van eiser tegen een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring, beide opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Tunesische nationaliteitdrager, heeft op 14 februari 2022 een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring opgelegd gekregen. Eiser heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld, waarbij het beroep tegen het terugkeerbesluit het zaaknummer NL22.2401 heeft en het beroep tegen de maatregel van bewaring het zaaknummer NL22.2402. Tijdens de zitting op 21 februari 2022 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het terugkeerbesluit expliciet melding maakt van Tunesië als het land van uitzetting, en dat de beroepsgrond van eiser dat het besluit niet rechtsgeldig is, faalt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het terugkeerbesluit een aanvulling is op een eerder besluit van 25 mei 2020, waarin al een belangenafweging is gemaakt met betrekking tot de minderjarige kinderen van eiser. Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die deze belangenafweging zouden veranderen.

Wat betreft de maatregel van bewaring heeft de rechtbank geoordeeld dat deze rechtmatig is opgelegd, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft geen onrechtmatigheden aangetroffen en heeft beide beroepen ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is op 22 februari 2022 bekendgemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.2401 en NL22.2402
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 14 februari 2022 heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd (besluit 1). Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring (besluit 2) opgelegd, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen besluit 1 heeft zaaknummer NL22.2401. Het beroep tegen besluit 2 heeft zaaknummer NL22.2402. Dit laatste beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft de maatregel van bewaring op 18 februari 2022 opgeheven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2022. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Tunesische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1973.
Over besluit 1
2. Eiser stelt dat het terugkeerbesluit niet rechtsgeldig is, omdat het niet vermeld op welk land de uitzetting zich richt. Voorts stelt eiser dat hij heeft verklaard dat hij twee minderjarige kinderen heeft in Nederland. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte nagelaten om onderzoek te doen naar de vraag of eiser een afgeleid verblijfsrecht toekomt.
3. De rechtbank stelt vast dat in besluit 1 het volgende is vermeld:
“Daar waar in het besluit “waar zijn/haar toelating is gewaarborgd” wordt in volledigheid waar zijn of haar toelating is gewaarborgd, te weten: Tunesië bedoeld.“Het besluit maakt dus expliciet melding van het land waarop de uitzetting van eiser is gericht. De beroepsgrond faalt.
4. Besluit 1 moet beschouwd worden een aanvulling te zijn op het eerder aan eiser opgelegde terugkeerbesluit van 25 mei 2020. In het besluit van 25 mei 2020 heeft verweerder een belangenafweging gemaakt met betrekking tot de minderjarige kinderen van eiser. Deze belangenafweging geldt onverkort, omdat eiser geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd. Daar komt bij dat hij bij het gehoor van
14 februari 20221 heeft verklaard dat hij het afgelopen jaar slechts telefonisch contact heeft gehad met zijn kinderen en dat zijn kinderen niet financieel afhankelijk van hem zijn. Aldus heeft verweerder er voldoende blijk van gegeven dat hij de omstandigheid van eisers kinderen heeft betrokken in de besluitvorming. Ook deze beroepsgrond faalt.
Over de maatregel van bewaring
5. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat het risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontweek of belemmerde. Verweerder heeft zware gronden2 vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden3 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet betwist.
6. Gelet op wat de rechtbank onder 3. en 4. heeft geoordeeld, is het terugkeerbesluit rechtmatig. Hieruit vloeit voort dat ook de maatregel van bewaring rechtmatig is opgelegd. De rechtbank heeft voorts ambtshalve toetsend geen onrechtmatigheden aangetroffen.
Conclusie
7. De beroepen zijn ongegrond. De besluiten blijven in stand. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Model HV28-A, Proces verbaal van gehoor TKB.
2 Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.

Beslissing

Over besluit 1 (het terugkeerbesluit)
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Over besluit 2 (de maatregel van bewaring)
De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken bekendgemaakt op:
22 februari 2022
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.