ECLI:NL:RBDHA:2022:10927

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.2331
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling met zicht op uitzetting naar Oekraïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiseres, een vreemdeling met V-nummer [V-nummer]. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 11 februari 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 21 februari 2022 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde mr. S.J. van der Woude, en werd er een tolk ingeschakeld. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde S. Faddach.

De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was vanwege het risico dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken en de uitzettingsprocedure zou beletten. Eiseres stelde dat er geen zicht op uitzetting naar Oekraïne was door de onrustige situatie in dat land, maar de rechtbank oordeelde dat deze situatie niet voldoende was om te concluderen dat er geen zicht op uitzetting was. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een tijdelijke belemmering, maar dat de keuze voor de maatregel van bewaring door de Staatssecretaris gemotiveerd was en dat er geen gronden waren voor een lichter middel.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en werd op dezelfde dag bekendgemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.2331
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S.J. van der Woude),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen O.V. Vermeuelen-Sochan.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer;
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
en als lichte gronden2 vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld. Eiseres heeft de gronden van de maatregel van bewaring niet betwist.
2. Eiseres stelt dat het zicht op uitzetting naar Oekraïne ontbreekt als gevolg van de actuele onrustige situatie in dat land. Naar het oordeel van de rechtbank faalt deze beroepsgrond. Zij overweegt daartoe dat de voorgenomen uitzetting van eiseres naar Oekraïne op 19 februari 2022 geen doorgang heeft gevonden als gevolg van de gespannen situatie in dat land. Het valt niet uit te sluiten dat die situatie nog enige tijd zal voortduren. De huidige onzekere toestand in Oekraïne is evenwel onvoldoende om nu te oordelen dat het zicht op uitzetting naar dat land binnen een redelijke termijn geheel ontbreekt. In zoverre kan de rechtbank op dit moment slechts oordelen dat sprake is van een tijdelijke belemmering.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat en waarom hij heeft gekozen voor de maatregel van bewaring en niet voor een lichter middel. Eiseres heeft hiertegen geen beroepsgronden gericht. Wel heeft zij aangevoerd dat verweerder inmiddels, gelet op de actuele situatie in Oekraïne, kan volstaan met het opleggen van een lichter middel. Verweerder heeft op dit punt aangegeven dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor een gegarandeerde uitzetting van eiseres, indien zij (bijvoorbeeld) een meldplicht opgelegd zal krijgen of in een vrijheidsbeperkende locatie zal worden geplaatst. Eerder heeft eiseres immers ook geen gevolg gegeven aan haar aanzegging om Nederland (tijdig) te verlaten.
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
21 februari 2022
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.