ECLI:NL:RBDHA:2022:10925
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Inreisverbod opgelegd aan eiseres wegens risico op onttrekking aan toezicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een inreisverbod. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.J.L. van de Glind, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar had opgelegd. Dit besluit was genomen op 16 januari 2022, waarbij ook een maatregel van bewaring was opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000.
Tijdens de zitting op 21 februari 2022 was eiseres niet verschenen, maar haar gemachtigde had een bericht van verhindering gestuurd. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen, waaronder haar stelling dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom het inreisverbod voor twee jaar was opgelegd. Eiseres had aangevoerd dat zij een tante in België had en dat zij had meegewerkt aan haar vertrek uit Nederland.
De rechtbank oordeelde dat het handelen van eiseres op het moment van het bestreden besluit geen aanknopingspunt bood om aan te nemen dat zij voornemens was Nederland zelfstandig te verlaten. De rechtbank concludeerde dat verweerder deugdelijk had gemotiveerd waarom een inreisverbod noodzakelijk was en dat de opgelegde termijn van twee jaar gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.