ECLI:NL:RBDHA:2022:10925

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.908
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inreisverbod opgelegd aan eiseres wegens risico op onttrekking aan toezicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een inreisverbod. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.J.L. van de Glind, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar had opgelegd. Dit besluit was genomen op 16 januari 2022, waarbij ook een maatregel van bewaring was opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000.

Tijdens de zitting op 21 februari 2022 was eiseres niet verschenen, maar haar gemachtigde had een bericht van verhindering gestuurd. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen, waaronder haar stelling dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom het inreisverbod voor twee jaar was opgelegd. Eiseres had aangevoerd dat zij een tante in België had en dat zij had meegewerkt aan haar vertrek uit Nederland.

De rechtbank oordeelde dat het handelen van eiseres op het moment van het bestreden besluit geen aanknopingspunt bood om aan te nemen dat zij voornemens was Nederland zelfstandig te verlaten. De rechtbank concludeerde dat verweerder deugdelijk had gemotiveerd waarom een inreisverbod noodzakelijk was en dat de opgelegde termijn van twee jaar gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.908
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder op 17 februari 2022 een verweerschrift uitgebracht.
Eiseres heeft Nederland op 24 januari 2022 verlaten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2022. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht op vreemdelingen zou onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan de verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden2 vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen. Eiseres heeft deze gronden niet betwist.
2. Eiseres heeft gesteld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom aan haar een inreisverbod is opgelegd en waarom dit verbod voor de duur van twee jaar geldt. Eiseres heeft in dit verband aangevoerd dat zij een tante in België heeft, bij wie zij gedurende haar vrije termijn heeft verbleven. Daarnaast heeft eiseres meegewerkt aan haar vertrek uit Nederland.
3. De rechtbank oordeelt als volgt. Op het moment dat het bestreden besluit werd genomen, gaf het handelen van eiseres geen concreet aanknopingspunt om aan te nemen dat zij voornemens was om Nederland zelfstandig te verlaten. Verweerder heeft aldus deugdelijk gemotiveerd waarom eiseres Nederland onmiddellijk diende te verlaten. Hieruit vloeit voort dat verweerder gehouden is geweest om tegen eiseres een inreisverbod uit te vaardigen voor de duur van twee jaar.3 In de door eiseres aangevoerde omstandigheden heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om een inreisverbod achterwege te laten of om deze voor een kortere duur op te leggen. Deze beroepsgrond faalt.
4. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3 Artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
22 februari 2022
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.