In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Centrum voor Onderwijs en Zorg B.V. (CVOZ) en Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland. CVOZ, een aanbieder van jeugdhulp, vorderde onder andere schadevergoeding en een aanpassing van de bestedingsruimte in de resultaatovereenkomst die zij met Holland Rijnland had gesloten. De kern van het geschil betrof de vraag of de bestedingsruimte van € 5.000,- die aan CVOZ was toegewezen, correct was, of dat er recht bestond op een hoger budgetplafond van € 100.000,-, zoals CVOZ meende te mogen verwachten op basis van eerdere communicatie en documenten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand was gekomen met een bestedingsruimte van € 5.000,-. CVOZ had tijdens de onderhandelingen en de ondertekening van de resultaatovereenkomst kennis van de wijziging van het budgetplafond en had dit ook onder protest aanvaard. De rechtbank oordeelde dat Holland Rijnland niet toerekenbaar tekort was geschoten jegens CVOZ en dat de vorderingen van CVOZ, waaronder de vordering tot schadevergoeding, niet konden worden toegewezen. De rechtbank verwierp ook de stelling van CVOZ dat de Aanbestedingswet van toepassing was op de inkoopprocedure, en concludeerde dat er geen sprake was van een schending van het gelijkheidsbeginsel.
CVOZ werd veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank zijn begroot op € 3.168,-. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.