ECLI:NL:RBDHA:2022:10870

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/566786 / FA RK 19-369 EB
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeslissing hoofdverblijfplaats en zorgregeling met dwangsom verbonden aan zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De vader had op 15 januari 2019 een verzoek ingediend, waarbij de rechtbank eerder op 19 juli 2021 een beslissing had aangehouden tot 1 januari 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige01] sinds het uiteengaan van de ouders bij de moeder verblijft en dat zij goed is geworteld in haar huidige omgeving. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van [voornaam minderjarige01] is dat haar hoofdverblijfplaats bij de moeder blijft, ondanks de zorgen over de medewerking van de moeder aan het contact met de vader. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij [voornaam minderjarige01] eenmaal in de veertien dagen bij de vader verblijft en de ouders zijn verplicht om elkaar op de hoogte te houden van belangrijke zaken omtrent [voornaam minderjarige01]. Daarnaast is er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd aan de moeder indien zij niet meewerkt aan de zorgregeling, met een maximum van € 25.000,-. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de ex-echtgenoten status van de partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-369
Zaaknummer: C/09/566786
Datum beschikking: 23 september 2022
Hoofdverblijf, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en informatie- en consultatieregeling

Beschikking op het op 15 januari 2019 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de vader,
ten tijde van indiening van het verzoekschrift wonende te [woonplaats01] ,
op dit moment wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. D. van den Bout-Kuhlmann te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. C.M.H. Revis te ’s-Gravenhage.

Procedure

Bij beschikking van 19 juli 2021 van deze rechtbank is:
- een beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling, de informatie- en consultatieregeling en de dwangsom aangehouden tot 1 januari 2022 pro forma;
- bepaald dat partijen uiterlijk twee weken voor genoemde pro forma datum de rechtbank dienen te informeren over de actuele stand van zaken en wat dit betekent voor de nog voorliggende verzoeken;
- de zaak voor verdere behandeling verwezen naar de enkelvoudige kamer van deze rechtbank.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:
- de F9-formulieren van 18 januari 2022 van de zijde van de vader en de moeder;
- het F9-formulier van 2 augustus 2022 met bijlage van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 29 augustus 2022 met bijlagen van de zijde van de vader;
- het F9-formulier van 30 augustus 2022 met bijlagen van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 8 september 2022 met bijlage van de zijde van de vader.
Op 9 september 2022 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet,
gecombineerdmet de verzoeken betreffende (verlenging van) de ondertoezichtstelling (zaak- en rekestnummers C/09/632412 / JE RK 22-1477 en C/09/632743 / JE RK 22-1530). Op de verzoeken betreffende de ondertoezichtstelling is bij beschikking van heden beslist.
Verschenen zijn:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat en vergezeld van [naam03] , tolk;
- [naam04] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad);
- [naam05] namens [gecertificeerde instelling01] (hierna: de gecertificeerde instelling).

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
De rechtbank acht het van belang dat er duidelijkheid komt in deze zaak en zal daarom nu een definitieve beslissing nemen ten aanzien van alle verzoeken waarop nog niet (definitief) is beslist.
De hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01]
De rechtbank ziet aanleiding om de definitieve hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] bij de moeder te bepalen. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende. Vast staat dat [voornaam minderjarige01] feitelijk sinds het uiteengaan van de ouders bij de moeder heeft verbleven. Zij is gewend aan de opvoeding en structuur die zij bij de moeder geboden krijgt. Ook is [voornaam minderjarige01] nu op een leeftijd waarop zij haar eigen sociale netwerk opbouwt en deelneemt aan diverse naschoolse activiteiten. [voornaam minderjarige01] is dus geworteld in haar huidige omgeving. Vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] bij de vader zou naar het oordeel van de rechtbank op dit moment voor [voornaam minderjarige01] zeer ingrijpend zijn. Dit zou naast het wennen aan een nieuwe opvoedsituatie, ook een wijziging van school en omgeving betekenen. De rechtbank acht dit niet in het belang van [voornaam minderjarige01] . Daarbij komt dat een dergelijke beslissing eigenlijk met name zou zijn ingegeven door het feit dat de moeder onvoldoende medewerking verleent aan het faciliteren van contact tussen de vader en [voornaam minderjarige01] . De rechtbank acht dit onvoldoende grond voor zo een ingrijpende beslissing, temeer nu ter zitting door de gecertificeerde instelling is aangegeven dat er geen grote zorgen zijn over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige01] bij de moeder. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat er (ook) geen zekerheid is dat de vader de ouder is die het best in staat is om contact met de andere ouder te realiseren en dat daarom het hoofdverblijf bij hem zou moeten worden bepaald.
Nu de rechtbank zal bepalen dat [voornaam minderjarige01] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft, zal de rechtbank het verzoek van de vader te bepalen dat [voornaam minderjarige01] bij de vader in de woonomgeving naar school gaat, althans de vader toestemming te verlenen, welke de toestemming van de moeder vervangt, om [voornaam minderjarige01] op een school in de woonomgeving van de vader in te schrijven, afwijzen bij gebrek aan belang.
De zorgregeling
In deze zaak is sprake van een lange voorgeschiedenis. Er heeft meerdere keren (begeleid) contact tussen de vader en [voornaam minderjarige01] plaatsgevonden. Dit (begeleide) contact is altijd goed verlopen. Zowel [voornaam minderjarige01] als de vader beleven plezier aan het contact. De moeder geeft aan te willen meewerken aan dit contact. Gebleken is echter ook dat er veel discussie is (geweest) over het daadwerkelijk faciliteren van het contact, de medewerking van de moeder en met name over het halen en brengen van [voornaam minderjarige01] van en naar de vader. Dit heeft ertoe geleid dat het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige01] , na een periode van begeleid contact bij het [organisatie01] , sinds januari 2022 weer verbroken is geweest. Ter zitting is gebleken dat er recent in overleg met de ouders en het [organisatie01] afspraken zijn gemaakt over het herstel van het contact tussen [voornaam minderjarige01] en de vader. Zij hebben elkaar op 6 september 2022 weer voor het eerst gezien. Dit contact is positief verlopen. Afgesproken is dat [voornaam minderjarige01] in elk geval bij de vader zal verblijven op zaterdag 17 september 2022 en in de weekenden van 1 en 2 oktober 2022 en 15 en 16 oktober 2022, deze laatste weekenden dus met overnachting bij de vader. De begeleidster van het [organisatie01] zal deze komende contactmomenten nog deels fysiek en deels via videobellen begeleiden. Ook zal zij betrokken zijn bij het halen en brengen van [voornaam minderjarige01] . Ten aanzien van het halen en brengen hebben de gecertificeerde instelling en de raad aangegeven dat een duidelijke beslissing van de rechtbank nodig is, omdat het de ouders niet lukt om daarover afspraken te maken. De rechtbank ziet in deze recente ontwikkelingen aanleiding om nu een definitieve zorgregeling vast te stellen, waarbij duidelijk wordt bepaald welke ouder [voornaam minderjarige01] wanneer dient te halen en brengen. De rechtbank neemt daarbij, gelet op de verzoeken, tot uitgangspunt een regeling waarbij [voornaam minderjarige01] eenmaal in de veertien dagen gedurende het weekend bij de vader verblijft, ingaande op vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur. Aansluitend bij de al geplande contactmomenten, zal het eerstvolgende weekend dat [voornaam minderjarige01] bij de vader verblijft zijn van vrijdag 28 oktober uit school tot zondag 30 oktober om 16.00 uur. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de vader [voornaam minderjarige01] op vrijdag uit school haalt en haar op zondag om 16.00 uur naar NS-station [station01] brengt, waar de moeder [voornaam minderjarige01] om 16.00 uur komt halen en mee terug neemt naar haar woning
.Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat [voornaam minderjarige01] , vanaf de kerstvakantie 2022, bij de vader zal zijn gedurende de helft van de schoolvakanties en wel als volgt. In de even jaren zal [voornaam minderjarige01] bij de moeder zijn gedurende de eerste helft van de schoolvakanties (van langer dan een week) en tijdens de voorjaarsvakantie. [voornaam minderjarige01] zal dan tijdens de tweede helft van de schoolvakanties (van langer dan een week) bij de vader zijn en tijdens de herfstvakantie. In de oneven jaren zal [voornaam minderjarige01] bij de moeder zijn tijdens tweede helft van de schoolvakanties (van langer dan een week) en tijdens de herfstvakantie en zal [voornaam minderjarige01] bij de vader zijn tijdens de eerste helft van de schoolvakanties (van langer dan een week) en tijdens de voorjaarsvakantie. Qua wisselmoment dienen de ouders aan te sluiten bij de weekenden conform de zorgregeling, wat betekent dat als [voornaam minderjarige01] volgens de weekendregeling op de vrijdag waarop zij vakantie krijg bij de vader verblijft, zij daar aansluitend in de vakantie verblijft. Als het begin van de vakantieregeling niet gelijk is aan de reguliere weekendregeling gaat de vakantieregeling voor. De vakantieregeling eindigt altijd op de vrijdag 16.00 uur. Voor de kerstvakantie geldt het jaar als even of oneven op het moment van het begin van die vakantie.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat het nakomen van de zorgregeling voorgaat op eventuele naschoolse activiteiten van [voornaam minderjarige01] op de vrijdagmiddag en eveneens op sport of andere activiteiten in de weekenden waarin zij volgens de nu vastgestelde regeling bij de vader is. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders in het belang van [voornaam minderjarige01] uitvoering zullen geven aan deze regeling. Indien de ouders daartoe in staat zijn, staat het hen vrij om in voorkomende gevallen in overleg andersluidende afspraken ten aanzien van de zorgregeling te maken.
Dwangsom
In de overwegingen van de beschikking van 14 augustus 2020 is ten aanzien van de informatie- en consultatieregeling reeds overwogen dat de rechtbank geen aanleiding ziet om aan de nakoming daarvan een dwangsom te verbinden.
De rechtbank ziet aanleiding om (ambtshalve) op grond van artikel 1:253a lid 5 BW een dwangsom te verbinden aan de nakoming van de zorgregeling. Daartoe overweegt de rechtbank dat zij op grond van de stukken de indruk krijgt dat de moeder tot nu toe steeds opnieuw een mogelijkheid heeft gevonden om de zorgregeling niet van de grond te laten komen. De moeder heeft dit ter zitting weersproken door aan te geven dat zij er de laatste keer enkel op heeft willen wijzen dat [voornaam minderjarige01] ziek was geweest, dat er in de zomervakantie geen contact kon plaatsvinden omdat zij nog met [voornaam minderjarige01] in Griekenland was en nadien kon er geen contact plaatsvinden omdat zij zelf herstellende was van een operatie. Dit neemt niet weg dat de rechtbank er, gezien het moeizame verloop van de contacten tussen de vader en [voornaam minderjarige01] tot nu toe en de aanleidingen daarvoor, geen vertrouwen in heeft dat de moeder zich nu zonder dwangmiddel aan de vastgestelde regeling zal houden. De rechtbank zal daarom een dwangsom opleggen van € 250,- per dag dat de moeder in gebreke blijft mee te werken aan de vast te stellen zorgregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige01] dan wel per dag dat de zorgregeling niet doorgaat door omstandigheden aan de moeder te wijten, met een maximum van € 25.000,-. Voor zover er sprake zou zijn van ziekte bij [voornaam minderjarige01] dient dit door een verklaring van de huisarts te worden onderbouwd. Voor zover er sprake is van ziekte van de kant van de moeder dient zij ervoor zorg te dragen dat [voornaam minderjarige01] door een derde wordt opgehaald.
De informatie- en consultatieregeling
De rechtbank ziet geen aanleiding om de huidige informatie- en consultatieregeling, zoals voorlopig vastgesteld in de beschikking van 14 augustus 2020, te wijzigen. Deze regeling is beperkter dan door de vader is verzocht, maar de rechtbank overweegt daarbij dat het enkel om de informatie en consultatie tussen de ouders gaat en niet ten opzichte van derden. De vader is immers mede met het gezag over [voornaam minderjarige01] belast en kan uit dien hoofde ook informatie over [voornaam minderjarige01] opvragen bij instanties en derden. De rechtbank zal het verzoek van de vader om aan deze regeling een dwangsom te verbinden afwijzen, zoals hierboven onder verwijzing naar de beschikking van 14 augustus 2020 al is overwogen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat partijen ex-echtgenoten zijn, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 14 augustus 2020 –:
bepaalt dat de minderjarige [naam06] , geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] , de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
bepaalt dat [voornaam minderjarige01] vanaf 28 oktober 2022 bij de vader zal zijn (in aansluiting op de door het [organisatie01] al geplande afspraken op 17 september 2022 en in de weekenden van 1 en 2 oktober 2022 en 15 en 16 oktober 2022):
- een weekend in de veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur, waarbij de vader [voornaam minderjarige01] op vrijdag uit school haalt en hij [voornaam minderjarige01] op zondag naar NS-station [station01] brengt, waar de moeder [voornaam minderjarige01] om 16.00 uur ophaalt;
- in de even jaren: de tweede helft van de schoolvakanties die langer dan één week duren en tijdens de herfstvakantie;
- in de oneven jaren: de eerste helft van de schoolvakanties die langer dan één week duren en tijdens de voorjaarsvakantie;
veroordeelt de moeder tot betaling van een dwangsom aan de vader van € 250,- per dag dat zij in gebreke mocht blijven aan bovenstaande regeling te voldoen, dan wel per dag dat de zorgregeling niet doorgaat door omstandigheden aan de moeder te wijten, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 25.000,-;
bepaalt dat de moeder de vader één keer per maand schriftelijk dient te informeren en te consulteren over alle belangrijke zaken aangaande [voornaam minderjarige01] , zoals daar in elk geval zijn, dan wel zullen zijn: het verstrekken van een kopie van haar schoolrapport en haar gezondheid en medische zaken;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, J.Th.W. van Ravenstein en C. de Jong-Kwestro, kinderrechters, bijgestaan door mr. J.J. Laterveer-Runderkamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2022.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beschikking ondertekend door de oudste rechter