ECLI:NL:RBDHA:2022:10861
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 1 september 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. N. Hamzaoui.
De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld, samen met een andere zaak, en heeft na afloop van de behandeling onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat het beroepschrift de gronden van beroep bevat. Eiser had de gelegenheid gekregen om gronden in te dienen, maar heeft dit niet gedaan binnen de gestelde termijn van vijf werkdagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit verzuim niet aan eiser is toe te rekenen, maar desondanks is het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.