ECLI:NL:RBDHA:2022:10860
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.A. Karsten-Badal
- S.C. Spruijt
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, een asielzoeker, had op 1 september 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 oktober 2022 behandeld tijdens een zitting in Breda. De verzoeker was niet aanwezig, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. N. Hamzaoui. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter verwees naar een eerdere uitspraak in een andere zaak (NL22.17296) die op dezelfde dag was gedaan, waarin het beroep van de verzoeker werd behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, in aanwezigheid van griffier mr. S.C. Spruijt.