ECLI:NL:RBDHA:2022:10855

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

Op 1 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een document dat haar rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, maar deze aanvraag werd op 16 februari 2021 door verweerder afgewezen. Het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing werd op 1 juni 2021 ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 21 februari 2022, maar zowel verzoekster als verweerder waren niet aanwezig. De voorzieningenrechter heeft in een andere zaak, AWB 21/3807, het beroep van verzoekster ongegrond verklaard. Gezien deze uitspraak in de hoofdzaak was er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, waardoor het verzoek werd afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. R.P. Stehouwer. De beslissing is op 1 maart 2022 uitgesproken en zal openbaar worden gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/5198

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 maart 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: M.E. Martis),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 16 februari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
In het besluit van 1 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is, samen met de zaak AWB 21/3807, op 21 februari 2022 ter zitting behandeld. Verzoekster en haar gemachtigde zijn, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag (zaaknummer: AWB 21/3807) van deze rechtbank en zittingsplaats is het hiervoor vermelde door verzoekster ingestelde beroep ongegrond verklaard. Gegeven deze beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.