In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De eiser had op 24 januari 2022 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke maatregel op 26 januari 2022 werd opgeheven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 7 februari 2022 gesloten.
De rechtbank heeft overwogen dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko was op het moment van de oplegging van de maatregel van bewaring. Dit werd onderbouwd door eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd vastgesteld dat er in 2020 geen laissez-passers waren afgegeven voor uitzettingen naar Marokko. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was vanaf het moment van opleggen, omdat er geen concrete aanknopingspunten waren voor een verwachte uitzetting.
De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 230 aan de eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende twee dagen. Daarnaast zijn de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 759, die door de staatssecretaris moeten worden vergoed aan de rechtsbijstandverlener. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, met mr. N.H. de Zeeuw als griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.