ECLI:NL:RBDHA:2022:10848

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 20/4082
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing restitutie van naturalisatiegelden door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar kleindochter, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, heeft de rechtbank Den Haag op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan. Eiseres had verzocht om restitutie van de naturalisatiegelden die zij had betaald voor haar aanvraag tot verkrijging van het Nederlanderschap op 2 januari 2018. Het verzoek werd in het primaire besluit van 8 januari 2020 afgewezen, en het bezwaar tegen dit besluit werd in het bestreden besluit van 7 mei 2020 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de procedure heeft de gemachtigde van eiseres verzocht om uitstel van de zitting vanwege ziekte, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het niet met stukken was onderbouwd. De rechtbank besloot de zitting op 5 oktober 2022 door te laten gaan, ondanks het wrakingsverzoek van de gemachtigde van eiseres. Eiseres was niet aanwezig, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank overwoog dat er geen wettelijke verplichting bestaat om de naturalisatiegelden terug te betalen na afwijzing van een verzoek tot verlening van het Nederlanderschap. De afwijzing van het naturalisatieverzoek was nog niet in rechte vast komen te staan, omdat het daartegen gemaakte bezwaar nog niet was beslist. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4082
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2022 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: H. el Hajoui).
I. Procesverloop
1. In het besluit van 8 januari 2020 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om restitutie van door haar betaalde naturalisatiegelden afgewezen.
2. In het besluit van 7 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
4. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
5.
De gemachtigde van eiseres (haar kleindochter) heeft de dag voor de zitting de rechtbank er van in kennis gesteld dat zij corona zou hebben, daarom de zitting niet kon bijwonen en verzocht om uitstel van de behandeling op zitting.
6. Daarop heeft verweerder in een reactie betoogd:
“Voor de goede orde laat ik u weten dat verweerder zich verzet tegen het opnieuw aanhouden van de zitting, te meer nu de zitting al verschillende keren is verzet en de gestelde afspraak in het ziekenhuis niet met stukken is onderbouwd. Bovendien stelt eiseres in afwachting te zijn van een hoorzitting in de bezwaarprocedure, maar heeft ze zelf hiertoe geen enkel initiatief ondernomen, worden voorgestelde data afgeketst en stelt ze zich niet meewerkend op bij het plannen van een hoorzitting.”
7.
De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om uitstel van de behandeling afgewezen omdat eiseres haar verzoek niet met stukken heeft onderbouwd.
8. De gemachtigde heeft zeer kort voor aanvang van de zitting per e-mailbericht een wrakingsverzoek gedaan.
9. De rechtbank heeft aanleiding gezien de behandeling van het beroep op 5 oktober 2022 op zitting te laten doorgaan. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. Overwegingen
Procesbeslissing1. De rechter heeft aanleiding gezien de hoofdregel te doorbreken dat na het indienen van een wrakingsverzoek de behandeling van het beroep wordt geschorst. Hij is tot die beslissing gekomen op grond van de volgende bijzondere omstandigheden die naar zijn oordeel doorbreking van de hoofdregel in deze zaak rechtvaardigen.
2. Het beroep van eiseres (ontvangen op 4 juni 2020) ziet op de afwijzing van haar verzoek tot terugbetaling van de naturalisatiegelden die zij voor haar aanvraag van 2 januari 2018 tot verkrijging van het Nederlanderschap heeft betaald.
3. Gedurende de procedure is het contact van de griffie van de rechtbank met de gemachtigde moeizaam geweest. Toegezonden stukken weigerde de gemachtigde in ontvangst te nemen.
4. De gemachtigde heeft zich vanaf medio 2021 verzet tegen een behandeling van het beroep op een zitting. Een laatste verzoek om uitstel heeft de rechtbank afgewezen en bepaalt dat de zitting 5 oktober 2022 plaatsvindt.
5. De gemachtigde belemmert ook de voortgang van de afdoening door verweerder van het door haar tegen de afwijzing van het naturalisatieverzoek gemaakte bezwaar. Zij reageert niet of niet voortvarend op verzoeken van verweerder om een datum tot een hoorgelegenheid af te spreken.
6. Verder is het de rechter bekend dat de gemachtigde van eiseres bij deze rechtbank in andere procedures (AWB 19/7768 en 20/5802) een wrakingsverzoek heeft ingediend met als gevolg het niet doorgaan van de zitting. Na enige tijd trekt de gemachtigde het wrakingsverzoek vervolgens in.
7. Met haar gedrag legt de gemachtigde niet alleen een onevenredig beslag op de griffie maar ontregelt zij ook de goede procesorde. Dit leidt bij de rechtbank onder meer tot niet goed te verantwoorden verlies aan afdoeningscapaciteit waardoor andere procespartijen langer moeten wachten op de behandeling van hun zaak.
8. Verder is het de verwachting dat de gemachtigde met haar optreden ernstige schade toebrengt aan de belangen van eiseres. De bestuursrechter kan van zijn bevoegdheid gebruik maken om te weigeren dat de gemachtigde eiseres kan bijstaan of vertegenwoordigen (artikel 8:25 van de Awb).
9. Het niet doorbreken van de regel tot schorsing van de behandeling tot een beslissing op het wrakingsverzoek is gedaan, zou opnieuw leiden tot vertraging in de afdoening van het beroep en belasting van de organisatie. Daarmee is de procesorde niet gediend.
10. De rechtbank heeft deze procesbeslissing op de zitting bekendgemaakt.
11. De gemachtigde van verweerder heeft vervolgens naar voren gebracht dat het wrakingsverzoek haar niet verbaast, gelet op haar ervaringen met de gemachtigde van eiseres in de sinds 2 januari 2018 lopende naturalisatiewetprocedure.
Het bestreden besluit
12. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. Het beroep is ongegrond. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
13. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht en op goede gronden zich op het standpunt gesteld dat er in de Rijkswet op het Nederlanderschap, noch in het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002 een wettelijke verplichting bestaat om na afwijzing van een verzoek tot verlening van het Nederlanderschap het naturalisatiegeld terug te betalen. De afwijzing van het naturalisatieverzoek staat nog niet in rechte vast omdat op het daartegen gemaakte bezwaar nog niet is beslist. Verweerder behoefde daarom niet te onderzoeken of er in het geval van eiseres bijzondere omstandigheden zijn om op het restitutieverzoek anders te beslissen.
14. Wat eiseres in het aanvullend beroepschrift van 9 september 2020 heeft aangevoerd kan hieraan niet afdoen en laat de rechtbank daarom onbesproken.
15. Voor vergoeding van proceskosten is geen aanleiding.
III. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y, Majoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2022.
Griffier verhinderd om te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.