ECLI:NL:RBDHA:2022:10847

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 20/2506
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake omzettingsvergunning voor woonruimte in Den Haag

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2022, gaat het om een beroep tegen de ongegrondverklaring van een bezwaar tegen een verleende omzettingsvergunning. De vergunninghouder had op 10 juni 2019 een omzettingsvergunning aangevraagd voor het omzetten van een zelfstandige woning naar onzelfstandige woonruimte voor zes bewoners. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag verklaarde op 13 februari 2020 het bezwaar van de eisers ongegrond. De eisers, bestaande uit verschillende Verenigingen van Eigenaren (VVE's), stelden dat de bewoning van de woning zou leiden tot overlast en een onaanvaardbare inbreuk op het woon- en leefmilieu in de omgeving. Ze voerden aan dat de brandveiligheid in het geding was en dat het besluit onvoldoende gemotiveerd was.

De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2022 behandeld via een videoverbinding. De rechtbank oordeelde dat het college de vergunning terecht had verleend. De rechtbank stelde vast dat de aanvraag was beoordeeld aan de hand van de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening van Den Haag. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat er sprake was van overlast en dat het college geen redenen had om de vergunning te weigeren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de eisers op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

De uitspraak benadrukt het belang van de afweging tussen de belangen van de vergunninghouder en de bezwaren van omwonenden, en bevestigt dat de rechtbank de motivering van het college voldoende achtte. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2506

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2022 in de zaak tussen

VVE Parkeergarage ‘t Haegsch Hof,VVE Toren,VVE Blok A,

VVE Blok B,
VVE Blok C,
VVE Blok D,eisers
(gemachtigde: E.W. Meijer en mr. J. de Vet),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Veldman).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [A] (vergunninghouder) een omzettingsvergunning verleend.
Bij besluit van 13 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de vergunning ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2022, door middel van videoverbinding, op zitting behandeld. VVE Blok B werd vertegenwoordigd door gemachtigde mr. J. de Vet, de andere eisers door E.W. Meijer. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft een vergunning verleend voor het omzetten van een zelfstandige woning (appartement) naar een onzelfstandige woonruimte voor zes bewoners op de locatie [adres] [huisnummer] ([huisnummer]).

Wat vinden eisers in beroep?

2. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. De bewoning van [huisnummer] leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op het geordende woon-en leefmilieu in de omgeving van [huisnummer]. Het toenemend aantal bewoners in [huisnummer] zorgt voor extra bedrijvigheid en geluidsproductie. Er is verder een brandonveilige situatie omdat de achteruitgang van de woning [huisnummer] zich dicht bij de in- en uitgang van de parkeergarage bevindt. De bewoners van [huisnummer] zetten onder andere vuilniszakken bij de achteruitgang in de parkeergarage. Het oordeel van de brandweer is onzorgvuldig geweest. Verweerder had onderzoek moeten doen naar de overlast. Verder is de termijn tussen het uitbrengen van het advies van de commissie en het besluit van verweerder van 13 februari 2020 zeer kort en is het besluit daarom onzorgvuldig geweest. Het besluit is ook onvoldoende gemotiveerd omdat het college niet is ingegaan op het advies van de commissie.
Wat zijn de regels?
3. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de omzettingsvergunning heeft kunnen verlenen en overweegt daartoe als volgt.
4.1.
De aanvraag is beoordeeld aan de hand van de toepasselijke bepalingen uit de
Huisvestingswet 2014, het Bouwbesluit 2012, de Huisvestingsverordening 2015-2019 van de gemeente Den Haag (de Huisvestingsverordening) en de Nota Voorraadbeleid 2015. De afdeling Wonen heeft positief geadviseerd op de aanvraag en er zijn geen meldingen bekend bij het Meld- en Steunpunt Woonoverlast. De woning is gelegen in de wijk Rivierenbuurt Noord, die niet als kwetsbaar gebied is aangewezen. Tot slot is een gebruiksmelding gedaan bij de brandweer.
4.2
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat er aan de criteria van het toetsingskader is voldaan. Het beleid zoals dat gold bij het nemen van het bestreden besluit voorzag in het faciliteren van kamerverhuur. Het argument dat het beleid inmiddels is gewijzigd laat de rechtbank onbesproken, omdat dit voor deze zaak geen betekenis kan hebben.
4.3.
Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat er ten tijde van de besluitvorming sprake was van overlast in verband met de bewoning van [huisnummer]. Zij hebben geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die met zich meebrengen dat het verlenen van de omzettingsvergunning heeft geleid tot een inbreuk op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Verweerder kon uitgaan van de opgevraagde gegevens van het Meldpunt, waaruit niet is gebleken dat er na de toekenning van de omzettingsvergunning meldingen zijn gedaan bij de politie. Verweerder had geen aanknopingspunten om de omzettingsvergunning te weigeren. Op zitting hebben eisers verklaard dat er nu geen overlast is waarvan melding bij de politie is gedaan.
4.4.
Het betoog dat de achteruitgang van de woning [huisnummer] vlakbij de in-en uitgang van de parkeergarage ligt en voor de bewoners en willekeurige autobestuurders kan leiden tot een gevaarlijke situatie, slaagt niet. Die situatie is immers niet beperkt tot het geval dat kamerbewoners in [huisnummer] wonen. Verweerder kon verder uitgaan van het rapport van de brandweer.
4.5.
Een korte periode tussen het uitbrengen van het advies van de bezwaarschriftencommissie en het bestreden besluit is onvoldoende om te oordelen dat het besluit onzorgvuldig is genomen of onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank stelt met eisers vast dat in het advies kritische opmerkingen worden gemaakt in de richting van verweerder, maar het advies is om de bezwaren van eisers ongegrond te verklaren.
Conclusie
5. Gelet op voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling
of vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: de relevante regels

Van toepassing is de Huisvestingswet 2014 (de Hw) en de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (de Hvv).
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Hw maakt de gemeenteraad van zijn bevoegdheden slechts gebruik indien dat noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtmatige effecten van schaarste aan woonruimte.
Op grond van artikel 21, eerste lid, aanhef en onder c, van de Hw is het verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders zelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden als onzelfstandige woonruimte.
In artikel 5:1 van de Hvv Gemeenteblad 2019, nr. 160878 [1] is bepaald dat artikel 21 van de Hw van toepassing is op alle zelfstandige woonruimten behorend tot een gebouw gelegen in alle wijken van Den Haag.
In artikel 5:2, aanhef en onder b, van de Hvv is bepaald dat deze woonruimten niet zonder vergunning van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte voor vier of meer personen mogen worden omgezet (omzettingsvergunning).
In artikel 5:5, eerste lid, onder a, van de Hvv is bepaald dat een omzettingsvergunning kan worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het belang van de door de aanvrager voorgestelde wijziging.
In artikel 5:5, eerste lid onder c, van de Hvv is bepaald dat een omzettingsvergunning kan worden geweigerd als het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand.
In artikel 5:6, eerste lid van de Hvv zijn de kwetsbare gebieden opgenomen waarvoor geldt dat een vergunning met betrekking tot het omzetten of omgezet houden van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte voor vier of meer personen kan worden geweigerd.

Voetnoten

1.Gemeenteblad 2019, nr. 160878.