ECLI:NL:RBDHA:2022:10815
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, ingediend op 17 juni 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, heeft op 1 augustus 2022 een verweerschrift ingediend. Vervolgens heeft verweerder op 25 augustus 2022 alsnog een besluit genomen op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft eiser op 29 augustus 2022 verzocht om te bevestigen of de inwilligende beslissing aanleiding geeft om het beroep in te trekken. Eiser heeft hierop niet gereageerd, wat de rechtbank heeft geïnterpreteerd als een aanwijzing dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, nu verweerder inwilligend heeft beslist op de asielaanvraag, het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Daarnaast heeft de rechtbank, op grond van artikel 8:75 van de Awb, verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, aangezien verweerder zich niet heeft verzet tegen deze veroordeling. De proceskosten zijn vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.