ECLI:NL:RBDHA:2022:10779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/634921 / JE RK 22-1897
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een complex familiesysteem

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 september 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarige, die volledig afhankelijk is van de zorg van zijn ouders. De ouders, de vader en de moeder, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn meerdere meldingen van geweldsincidenten tussen hen en de familie van de vader. De moeder heeft moeite om zich aan gemaakte afspraken te houden, wat de veiligheid van de minderjarige in gevaar brengt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ingediend, en de kinderrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen in een pleeggezin. De kinderrechter heeft de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk geacht om veiligheidsafspraken te maken en te waarborgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/634921 / JE RK 22-1897
Datum uitspraak: 20 september 2022

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing; na een spoedvoorziening

in de zaak naar aanleiding van het op 8 september 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats] hierna te noemen: [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat van de vader: mr. H. Polat te ’s-Gravenhage,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat van de moeder: mr. S. Salhi te ’s-Gravenhage,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 8 september 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige] van 8 september 2022 tot 21 september 2022 voorlopig onder toezicht gesteld en voor dezelfde duur een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening van pleegzorg. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- voornoemde beschikking d.d. 8 september 2022;
- het verleningsbesluit d.d. 12 september 2022;
- het e-mailbericht met bijlagen van de zijde van de vader.
Op 20 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

Feiten

- [minderjarige] is erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk in een voorziening voor pleegzorg.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening van pleegzorg voor de periode van drie maanden, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over de veiligheid en de opvoedomgeving van [minderjarige] . [minderjarige] is een kwetsbare en jonge baby, die volledig afhankelijk is van de verzorging van zijn opvoeders. Tijdens de zwangerschap en sinds de geboorte van [minderjarige] hebben er meerdere geweldsincidenten plaatsgevonden tussen de vader, de moeder en de familie van de vader, waarbij de vader de agressor is geweest. De afgelopen periode zijn er meerdere meldingen binnengekomen bij Veilig Thuis. In samenspraak met de moeder is geprobeerd haar en [minderjarige] in veiligheid te brengen, door hen te plaatsen op een geheime plek. Het lukt de moeder echter niet om zich aan gemaakte keuzes of afspraken te houden. Dit resulteert in een patroon waarbij de moeder toch weer terugkeert naar de vader dan wel haar verblijfplaats aan de vader kenbaar maakt. Dit patroon van meewerken en tegenwerken heeft ervoor gezorgd dat een plaatsing van de moeder in een moeder-kind huis of blijf-van-mijn-lijfhuis niet meer mogelijk is. Aangezien de veiligheid van [minderjarige] niet langer gewaarborgd kan worden, is met spoed verzocht om hem uit huis te plaatsen. [minderjarige] verblijft op dit moment in een (crisis)pleeggezin. De Raad acht een netwerkplaatsing het meest wenselijk. Ter zitting geeft de Raad aan dat er aankomende vrijdag een netwerkberaad gepland staat, waarbij gesproken kan worden over de mogelijkheden tot een netwerkplaatsing. Om de veiligheid van [minderjarige] bij een netwerkplaatsing te waarborgen zijn strikte veiligheidsafspraken nodig. Tot het moment dat deze veiligheidsafspraken zijn gemaakt, is het noodzakelijk dat de plaatsing van [minderjarige] in het pleeggezin gecontinueerd wordt.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling benadrukt dat de zorgen echt zien op de veiligheid van [minderjarige] . Over de verzorging van [minderjarige] zijn op dit moment geen zorgen. Er wordt gezien dat de moeder adequaat en liefdevol op hem reageert. Gelet op de zorgen die er zijn over de veiligheid van [minderjarige] is het belangrijk dat er een jeugdbeschermer bij [minderjarige] betrokken blijft die toezicht op hem houdt. Daarnaast is het belangrijk dat er hulpverlening wordt ingezet voor de ouders.
Door en namens de vader is ingestemd met het verzoek tot de voorlopige ondertoezichtstelling, maar is verweer gevoerd tegen de (duur van) de machtiging uithuisplaatsing. De vader verzoekt primair afwijzing van de machtiging uithuisplaatsing en subsidiair toewijzing van een kortere duur, te weten voor slechts twee weken. Daartoe is het volgende aangevoerd. De vader geeft aan dat het over hem geschetste beeld niet klopt. Hoewel de vader en de moeder de afgelopen periode veel ruzies hebben gehad, heeft dit nooit geleid tot fysieke agressie jegens de moeder. Ook klopt het niet dat hij agressief is (geweest) tegen zijn ouders. De vader beaamt wel dat [minderjarige] getuige is geweest van de verbale ruzies met de moeder en geeft aan dat dit niet goed is geweest. De vader ziet dan ook in dat hij hulp nodig heeft bij het reguleren van zijn emoties. Hij heeft hier hulp voor gezocht en heeft inmiddels een intakegesprek gehad bij een GZ-psycholoog. Verder klopt het niet dat de vader een alcohol- of middelenverslaving heeft. De vader meent dat [minderjarige] zo snel mogelijk terug moet naar de moeder. De moeder kan samen met [minderjarige] bij de grootouders vaderszijde worden geplaatst. De woning van de grootouders vaderszijde is volledig ingericht op het opvoeden van een baby. Er moeten zo snel mogelijk veiligheidsafspraken gemaakt worden, zodat de thuisplaatsing gerealiseerd kan worden De vader begrijpt dat hij dan niet naar de woning van de grootouders vaderszijde mag komen en zal dat dan ook niet doen. Ook zal hij zijn volledige medewerking verlenen aan de hulpverlening.
Door en namens de moeder is ingestemd met de voorlopige ondertoezichtstelling, maar is verweer gevoerd tegen de (duur van) de machtiging uithuisplaatsing. De moeder verzoekt primair afwijzing van de machtiging uithuisplaatsing en subsidiair toewijzing van een kortere duur, te weten voor één of twee weken. Het is voor de hechting tussen [minderjarige] en de moeder van groot belang dat hij zo snel mogelijk naar huis gaat. Daar komt nog bij dat de moeder hem borstvoeding geeft en dat het belangrijk is dat dit gecontinueerd wordt. De moeder begrijpt dat zij in het verleden verkeerde keuzes heeft gemaakt en geeft aan hiervan geleerd te hebben. Ook brengt de moeder naar voren dat zij nooit fysiek mishandeld is door de vader. Zij heeft dit in een opwelling verklaard. De moeder meent dat zij in staat is om [minderjarige] te verzorgen en om zijn veiligheid te waarborgen. De moeder is druk bezig met het vinden van woonruimte. Voorlopig kunnen de moeder en [minderjarige] samen bij de grootouders vaderszijde verblijven. Ook de familie van moederskant is bereid hen op te vangen. De komende tijd zal er geen contact zijn tussen de moeder en de vader. Hierover zullen veiligheidsafspraken gemaakt moeten worden. Hoewel het netwerkberaad vrijdag pas gepland staat, is het niet nodig [minderjarige] tot die tijd uit huis geplaatst te laten. Beide ouders verklaren immers dat de vader geen contact mag zoeken met de moeder en [minderjarige] en ook beiden geven aan zich hiervoor in te zetten. De moeder is verder bereid volledige medewerking te verlenen aan de hulpverlening.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld. Ook is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de uithuisplaatsing geboden is, wordt verleend. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat voldoende gebleken is dat de in artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en in artikel 1:265b, eerste lid, van het BW genoemde gronden aanwezig zijn. De gecertificeerde instelling zal dan ook voorlopig worden gemachtigd – zulks in afwachting van het rapport en advies van de Raad – om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De zorgen omtrent de veiligheid van [minderjarige] zijn nog onverminderd aanwezig. Er is sprake van een complex familiesysteem, waarbij de kinderrechter er op dit moment niet van overtuigd is dat de veiligheid van [minderjarige] bij een thuisplaatsing gewaarborgd kan worden. Ondanks de vele kansen die de moeder heeft gehad om zichzelf en [minderjarige] in veiligheid te brengen, heeft de moeder de veiligheidsafspraken veelvuldig geschonden en is het de moeder niet gelukt om de hulp daadwerkelijk te accepteren. De kinderrechter ziet de sterke wens van zowel de vader als de moeder om de zorg en opvoeding van [minderjarige] weer op zich te nemen, maar de kinderrechter ziet ook de onmacht van de moeder om zich aan gemaakte afspraken te houden. In dit kader acht de kinderrechter de betrokkenheid van een jeugdbeschermer nog noodzakelijk. De jeugdbeschermer zorgt ervoor dat er veiligheidsafspraken worden gemaakt en ziet toe op de naleving daarvan. De kinderrechter wijst het verzoek tot de voorlopige ondertoezichtstelling, waartegen geen verweer is gevoerd, dan ook toe als verzocht. Daarnaast is het noodzakelijk dat [minderjarige] voorlopig in het pleeggezin blijft wonen. [minderjarige] is gelet op zijn zeer jonge leeftijd volledig afhankelijk van zijn opvoeders. Hoewel de vader en de moeder enige vorm van fysiek geweld ontkennen, zijn er over een langere periode meerdere meldingen bij Veilig Thuis binnengekomen die anders doen vermoeden. Zolang er geen strikte veiligheidsafspraken zijn gemaakt over een thuis- of netwerkplaatsing van [minderjarige] , kan niet ingestaan worden voor zijn veiligheid. Om die reden zal de kinderrechter ook dit verzoek toewijzen als verzocht.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 21 september 2022 tot 8 december 2022 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 21 september 2022 tot 8 december 2022, zijnde de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022 door mr. C.F. Mewe, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.E. van Veen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 oktober 2022.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.