ECLI:NL:RBDHA:2022:10777

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/632179 / JE RK 22-1432
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van complexe echtscheidingsproblematiek

Op 20 september 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 12 juli 2022 is ingediend. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling gehoord, evenals de ouders van de minderjarige. De moeder, die momenteel kampt met psychische problemen, heeft haar medewerking aan de hulpverlening stopgezet, wat leidt tot ernstige zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige. De vader heeft ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, terwijl de moeder verweer heeft gevoerd en de noodzaak van gedwongen hulpverlening betwist.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige, die veel instabiliteit en spanningen heeft ervaren in de thuissituatie. De ouders zijn niet in staat om op constructieve wijze met elkaar te communiceren, wat de situatie verder compliceert. Gezien de omstandigheden heeft de kinderrechter besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland en heeft hij een machtiging tot uithuisplaatsing verleend bij de vader voor de duur van één jaar. Deze beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, die momenteel bij zijn vader en stiefmoeder verblijft, waar hij een veilige en stabiele basis heeft.

De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 18 oktober 2022.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/632179 / JE RK 22-1432
Datum uitspraak: 20 september 2022

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 12 juli 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw 1]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
bijgestaan door advocaat: mr. J.A. Hoste te Den Haag,

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw 2]
hierna te noemen: de stiefmoeder,
beiden wonende te [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het raadsrapport d.d. 12 juli 2022.
Op 20 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- meneer [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de gecertificeerde instelling;
- de advocaat van de moeder;
- de vader;
- de stiefmoeder.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.
[minderjarige] is voorafgaand aan de zitting door de kinderrechter gehoord, in bijzijn van de heer [begeleider]

Feiten

- [minderjarige] is erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de vader en de stiefmoeder.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag voor de periode van één jaar, tevens de duur van de ondertoezichtstelling.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . Er is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek bij de ouders en zij zijn niet in staat om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren. Daarnaast bestaan er grote zorgen omtrent de psychische gesteldheid van de moeder. Aangezien de moeder het contact met de hulpverlening heeft verbroken en niet heeft willen meewerken aan het raadsonderzoek, is er onvoldoende zicht op de psychische gesteldheid van de moeder en welke invloed dit heeft op [minderjarige] . Daarnaast is het contact tussen de moeder en [minderjarige] de afgelopen periode verschillende keren verbroken geweest. De Raad maakt zich zorgen dat de band tussen [minderjarige] en de moeder onherstelbare schade oploopt als dit zich blijft herhalen. Verder wordt [minderjarige] belast met volwassenzaken waarbij zijn grenzen regelmatig worden overschreden. Dit heeft een negatieve invloed op zijn gedrag, welbevinden en ontwikkeling. De Raad meent dat de inzet van gedwongen hulpverlening noodzakelijk is om te onderzoeken hoe de moeder haar moederrol weer vorm kan gaan geven en om te voorkomen dat [minderjarige] in zijn ontwikkeling stagneert. Daarnaast is een machtiging uithuisplaatsing voor plaatsing bij de vader noodzakelijk om zijn verblijf daar te formaliseren. De Raad acht de formalisatie van de feitelijke situatie middels een omgangsregeling te fragiel en stelt dat het in het belang van [minderjarige] is om hier duidelijkheid over te krijgen.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling voegt daaraan toe dat er sprake is van instabiliteit en onduidelijkheid in de thuissituatie bij moeder. De gecertificeerde instelling ziet dat [minderjarige] voor de moeder wil zorgen en laat tekenen van parentificatie zien. Dit geeft [minderjarige] veel spanning, wat niet in zijn belang is.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. De vader erkent de zorgen en meent dat hulp noodzakelijk is. De vader geeft aan dat de moeder gedurende de omgangsmomenten niet voldoende in staat is om voor [minderjarige] te zorgen en dat de grootvader moederszijde [minderjarige] voornamelijk opvangt. Daarnaast geeft de vader aan dat hij [minderjarige] soms na een korte periode weer moet ophalen bij de moeder als [minderjarige] hem overstuur en in paniek opbelt. Zowel de mentale als de fysieke gezondheid van [minderjarige] lijden onder de spanningen die de omgang met de moeder teweegbrengen. De vader stimuleert het contact tussen [minderjarige] en de moeder, maar geeft wel aan dat hij zich ernstige zorgen maakt over de veiligheid van [minderjarige] op de momenten dat hij bij de moeder is. De vader ziet een patroon bij de moeder waarbij zij aangeeft open te staan voor hulpverlening, maar vervolgens al het contact verbreekt. De vader heeft hierdoor geen vertrouwen in hulpverlening vanuit het vrijwillig kader.
Namens de moeder is verweer gevoerd. De moeder erkent dat haar psychische gesteldheid momenteel niet goed is. De moeder heeft een burn-out waarvoor zij hulp heeft gezocht. De moeder heeft geen vertrouwen in de hulpverleningsinstanties. Zij heeft altijd haar medewerking verleend aan de hulp in vrijwillig kader, maar heeft het gevoel niet gehoord te worden. Evenwel is de moeder bereid om weer mee te werken met de hulp in vrijwillig kader. Gedwongen hulpverlening is om die reden niet noodzakelijk. [minderjarige] woont sinds april 2021 bij de vader. De moeder heeft dit geaccepteerd en zij geeft [minderjarige] de ruimte om in zijn tempo weer naar haar toe te groeien. De moeder acht de noodzaak tot een machtiging uithuisplaatsing bij de vader dan ook niet aanwezig. De moeder zou graag, net als [minderjarige] , naar een 50/50 regeling willen werken, maar accepteert de situatie zoals deze momenteel is. Daarbij geeft de moeder wel aan zich zorgen te maken over de opvoedsituatie bij de vader. Zij is bang dat de vader [minderjarige] negatief beïnvloedt in zijn welwillendheid voor het uitbreiden van het contact met haar. De moeder geeft daarnaast aan niet op de hoogte gesteld te worden van besluiten en afspraken rondom [minderjarige] en verwijt de gecertificeerde instelling op dergelijke momenten niet op te treden richting de vader.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn. Verder is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] , nu hij de afgelopen tijd veel instabiliteit, onvoorspelbaarheid en spanningen heeft meegemaakt in de thuissituatie. De kinderrechter ziet dat de moeder veel voor [minderjarige] betekent en dat hij veel van haar houdt. De realiteit is echter dat de moeder door haar psychische problematiek momenteel onvoldoende in staat is om [minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft. Zij is daardoor niet in staat om een veilige opgroeiomgeving voor [minderjarige] te creëren. Daarnaast is de relatie tussen de ouders verstoord. Zij kunnen niet op een constructieve wijze met elkaar communiceren. Gelet op de onderlinge verstandhouding tussen de ouders en de persoonlijke problematiek van de moeder, is de kinderrechter er niet van overtuigd dat de ouders de zorgen omtrent [minderjarige] in het vrijwillig kader kunnen wegnemen. Het is dan ook van belang dat er een jeugdbeschermer bij [minderjarige] betrokken wordt, die toezicht houdt op zijn ontwikkeling en ervoor zorgt dat de juiste hulpverlening wordt ingezet. Gelet op de zorgen die er zijn en de tijd die nodig is om de hulpverlening van de grond te krijgen, acht de kinderrechter de verzochte duur van één jaar passend en geboden. De kinderrechter wijst het verzoek dan ook toe als verzocht. De kinderrechter acht het tevens in het belang van [minderjarige] dat hij de komende tijd bij de vader en de stiefmoeder verblijft, waar hij een veilige en stabiele basis heeft. De hoofdverblijfplaats van [minderjarige] is bij de moeder, maar hij woont bij zijn mede met het gezag belaste vader. Een machtiging uithuisplaatsing is dan niet zonder meer noodzakelijk maar in dit geval biedt een machtiging uithuisplaatsing [minderjarige] meer duidelijkheid over waar hij het komende jaar gaat verblijven. Om die reden wijst de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing ook toe als verzocht.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 20 september 2022 tot 20 september 2023 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag van 20 september 2022 tot 20 september 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022 door mr. C.F. Mewe, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.E. van Veen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.