ECLI:NL:RBDHA:2022:10765
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor een pleegkind uit Sierra Leone
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een minderjarige van Sierra Leoonse nationaliteit, heeft de aanvraag ingediend om bij zijn tante in Nederland te kunnen verblijven, omdat hij lijdt aan cerebrale malaria en stelt dat er onvoldoende behandelmogelijkheden in Sierra Leone zijn. De aanvraag werd afgewezen op basis van het standpunt dat niet is aangetoond dat eiser in Sierra Leone een onaanvaardbare toekomst heeft. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij de eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en de referente, zijn tante, aanwezig was. De verweerder, de Staatssecretaris, was afwezig maar had een verweerschrift ingediend.
De rechtbank overweegt dat de verweerder beoordelingsruimte heeft bij de beoordeling van de toekomst van de eiser in Sierra Leone. De rechtbank moet terughoudend toetsen of de afwijzing van de aanvraag terecht is. De rechtbank concludeert dat de verweerder in redelijkheid heeft kunnen stellen dat eiser bij zijn ouders verblijft en dat zij in staat zijn om voor hem te zorgen, ondanks zijn medische klachten. De rechtbank wijst erop dat de zorgen van de referente over de situatie van eiser oprecht zijn, maar dat deze niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een onaanvaardbare toekomst.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verweerder niet gehouden was om het bezwaarschrift van eiser als een aanvraag voor medische behandeling aan te merken. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.