ECLI:NL:RBDHA:2022:10761

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
09/837259-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de uitvoer van 5 kilogram heroïne naar Duitsland met strafkorting wegens overschrijding redelijke termijn

Op 19 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 5 kilogram heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 april 2017 vanuit 's-Gravenhage deze heroïne naar Duitsland heeft uitgevoerd. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 469 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de eis van de officier van justitie niet recht deed aan de ernst van het feit en dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een tweede ten laste gelegd feit, omdat dit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, omdat er geen gronden meer voor waren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/837259-18
Datum uitspraak: 19 oktober 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 28 december 2018, 5 november 2021 (beide pro forma) en 5 oktober 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.R. Koenders en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.V. Seedorf naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 5 oktober 2022, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 april 2017 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 5 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of morfine, zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2017 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 36 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of morfine, zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2017 te Venlo en/of te Den Haag opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad 36 kilogram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en dat de verdachte van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit.
3.3.
Vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
1. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt en ondertekend op 21 juli 2021 door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, proces-verbaalnummer [proces-verbaal nummer] , onderdeel van Proces-verbaal Zaaksdossier [dossiernaam 1] , voor zover inhoudende zakelijk weergegeven (p. 63B-63C):
V: Wat kunt u verklaren omtrent de verkoop / levering van 5 kg heroïne aan [medeverdachte 1] die plaats vond omstreeks 10 of 11 april 2017 ter waarde van € 100.000?
A: [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) wilde van [medeverdachte 2] 5 kg heroïne. Ze wilden dat ik het transport zou regelen. Ik was bereid om dit te doen. De 5 kg heroïne werd naar het koffiehuis gebracht waarna de heroïne naar Hamburg in Duitsland vervoerd werd. Het transport werd door de Duitse autoriteiten gevolgd.
V: Wie is [verdachte] ?
A: Hij was de vervoerder van die 5 kg heroïne.
V: Wat was uw rol in deze?
A: Ik heb geregeld dat [verdachte] de vervoerder was.
V: Wat was de rol van [medeverdachte 2] in deze?
A: Hij heeft een koffiehuis gekocht. Dit is [naam 1] aan [adres 2]
(de rechtbank begrijpt: in Den Haag). Hij stuurt elke 10 dagen tussen de 5 en 10 kg heroïne of cocaïne aan 6 verschillende groepen in Hamburg, Duitsland. [medeverdachte 2] woont op [adres 3] te Den Haag met zijn vrouw en kinderen.
2. het geschrift, te weten identificatie [verdachte] , opgemaakt op 29 mei 2017, onderdeel van Proces-verbaal Zaaksdossier [dossiernaam 1] , voor zover inhoudende (p. 48):
Eigenaar van de aansluiting van het telefoonnummer [telefoonnummer 1]
In het kader van de informatie-uitwisseling door de politie hebben de Nederlandse
autoriteiten de volgende gegevens van de eigenaar van de aansluiting meegedeeld.
[verdachte]
geboren op 30 juli 1964 te Den Haag/Nederland
3. het geschrift, te weten identificatie [getuige] , onderdeel van Proces-verbaal Zaaksdossier [dossiernaam 1] , voor zover inhoudende (p. 29):
De gebruiker van de aansluiting [telefoonnummer 2] is ondubbelzinnig als [getuige] geïdentificeerd.
4. het geschrift, te weten een overzicht van Zaak [dossiernaam 2] : 105 Js /17, onderdeel van Proces-verbaal Zaaksdossier [dossiernaam 1] , voor zover inhoudende (p. 2):
[medeverdachte 1]
Telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4]
5. de geschriften, te weten (vertaalde) telefoontaps, onderdeel van proces-verbaal [proces-verbaalnaam] 224-447 Duits Dossier [dossiernaam 1] , voor zover inhoudende (p. 270-328):
pagina 270Telefoontap-maatregel: [naam 2] ; gecontroleerde verbinding:
[telefoonnummer 3]
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 07:03:39
Richting Uitgaand
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 3]
Partnernummer [telefoonnummer 2]
Sms-tekst: Samenvatting: Vertaling: Wij staan/zijn al lang klaar.
pagina 273Telefoontap-maatregel: [naam 3] ;
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 07:16:33
Richting Inkomend
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 2]
Partnernummer [telefoonnummer 1]
Sms-tekst: Samenvatting: Goedemorgen, nog een half uur.
pagina 274Telefoontap-maatregel: [naam 3] ;
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 07:17:18
Richting Uitgaand
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 2]
Partnernummer [telefoonnummer 1]
Sms-tekst: Samenvatting: Ok, wachten op jou jongen. Tot zo.
pagina 277Telefoontap-maatregel: [naam 3] ;
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 07:19:45
Richting Inkomend
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 2]
Partnernummer [telefoonnummer 4]
Sms-tekst: Samenvatting: Oudere broer, daar schijnen beschadigde/verdachte mannen te zijn. Stuur de man hiernaartoe. [adres 4]
pagina 277Telefoontap-maatregel: [naam 3] ;
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 07:23:49
Richting Uitgaand
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 2]
Partnernummer [telefoonnummer 1]
Sms-tekst: Samenvatting: [adres 4] ga daarheen, ander adres
pagina 282Telefoontap-maatregel: [naam 3] ;
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 07:27:27
Richting Inkomend
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 2]
Partnernummer [telefoonnummer 1]
Sms-tekst: Ok
pagina 285Telefoontap-maatregel: [naam 3] ;
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 07:30:51
Richting Inkomend
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 2]
Partnernummer [telefoonnummer 1]
Sms-tekst: Samenvatting: File
pagina 287Telefoontap-maatregel: [naam 3] ;
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 07:32:18
Richting Uitgaand
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 2]
Partnernummer [telefoonnummer 4]
Sms-tekst: Samenvatting: Vertaling: Er is file. Men zegt dat er een beetje vertraging zou kunnen zijn. Dat jullie het weten. OK.
pagina 289Telefoontap-maatregel: [naam 3] ;
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 08:03:31
Richting Inkomend
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 2]
Partnernummer [telefoonnummer 4]
Sms-tekst: Samenvatting: Vertaling: Oudere broer, heb ontvangen/gekregen/genomen/gekocht...Niet waar!?
pagina 292Telefoontap-maatregel: [naam 3] ;
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 08:05:46
Richting Inkomend
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 2]
Partnernummer [telefoonnummer 1]
Sms-tekst: Samenvatting: Ben klaar, zonder papieren
pagina 303Telefoontap-maatregel: [naam 3] ;
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 08:28:49
Richting Uitgaand
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 2]
Partnernummer [telefoonnummer 4]
Sms-tekst: Samenvatting: Vertaling: Heb niet begrepen. Er ontbreekt niets. Het zijn exact 5 stuks.
pagina 305Telefoontap-maatregel: [naam 3] ;
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 08:29:46
Richting Uitgaand
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 2]
Partnernummer [telefoonnummer 4]
Sms-tekst: Samenvatting: Vertaling: Elk 1 kg.
pagina 314Telefoontap-maatregel: [naam 3] ;
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 08:35:33
Richting Inkomend
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 2]
Partnernummer [telefoonnummer 1]
Sms-tekst: Samenvatting: Het zijn er 5.
pagina 328Telefoontap-maatregel: [naam 3] ;
Aanvangsdatum 11-04-2017
Aanvangstijdstip 08:44:53
Richting Inkomend
Gecontroleerde verbinding (GV) [telefoonnummer 2]
Partnernummer [telefoonnummer 1]
Sms-tekst: Samenvatting: Moet kloppen, 5 plus telefoon.
6. Het geschrift, te weten een observatierapport van 11 april 2017, onderdeel van Proces-verbaal Zaaksdossier [dossiernaam 1] , voor zover inhoudende (p. 36-41):
Observatieplaats: Stadsgebied van Hamburg
Observatieperiode: Dinsdag, 11 april 2017 periode: van 06:00 uur tot 09:18 uur
07:56 uur
De zwarte Audi A8, [kenteken 1] , rijdt over de straat Mümmelmannsberg, komend vanuit de richting Kandinskyallee, naar de Kollwitzring.
07:56 uur
De Mercedes-Benz, [kenteken 2] (Nederlands kenteken), stopt ter hoogte van [adres 4] Hamburg, en parkeert in op de parkeerstrook.
07:58 uur
In de Mercedes-Benz, [kenteken 2] , wordt de persoon 1 aan de bestuurderszijde vastgesteld. De persoon 1 stopt een niet nader te identificeren voorwerp in de linker
binnenzak van zijn jack.
De zwarte Audi A8, [kenteken 1] , staat op de Kollwitzring achter de Mercedes-Benz, [kenteken 2] , op de parkeerstrook. In de zwarte Audi A8, [kenteken 1] , wordt de
persoon 1 aan de passagierszijde en [medeverdachte 1] aan de bestuurderszijde geïdentificeerd.
08:01 uur
De persoon 1 stapt uit de zwarte Audi A8, [kenteken 1] . Aansluitend stapt de persoon 1 als bestuurder in de Mercedes-Benz, [kenteken 2] .
3.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank neemt de verklaring van [getuige] (hierna: [getuige] ) als vertrekpunt bij de bewijsvraag. Hij heeft tegenover de politie verklaard dat de verdachte vijf kilo heroïne vanuit Den Haag ( [adres 2] ) naar Hamburg heeft vervoerd en dat deze heroïne bestemd was voor ene “ [medeverdachte 1] ”. De rechtbank begrijpt, gelet op de inhoud van het dossier, dat [getuige] hier doelt op [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Dat dit transport daadwerkelijk heeft plaatsgevonden op 11 april 2017, wordt ondersteund door sms-berichten tussen [getuige] , [medeverdachte 1] en de verdachte van die datum die door de Duitse politie zijn onderschept, en de observatie die de Duitse politie op 11 april 2017 in Hamburg heeft gedaan. De verdachte stuurde die dag om 7.16 uur een bericht aan [getuige] dat het nog een half uur zou duren. [getuige] stuurde een bericht terug dat ze op hem wachtten. Om 7.19 uur ontving [getuige] van [medeverdachte 1] het bericht: “Stuur de man hiernaar toe. [adres 4] ”. Dat adres stuurde [getuige] daarop door aan de verdachte. De verdachte reageerde met “ok”. Om 7.30 uur stuurde de verdachte aan [getuige] een bericht waaruit blijkt dat hij in de file stond. [getuige] liet dit vervolgens weten aan [medeverdachte 1] . Om 7.58 werd door de Duitse politie geobserveerd dat [medeverdachte 1] gedurende 3 minuten op [adres 4] in Hamburg in de auto zat met de bestuurder van een Mercedes-Benz met een Nederlands kenteken. Om 8.03 uur stuurde [medeverdachte 1] aan [getuige] het bericht: “Oudere broer, heb ontvangen/gekregen/genomen/gekocht”. Vlak daarna om 8.05 uur stuurde de verdachte aan [getuige] het bericht: “Ben klaar”. Om 8.28 liet [getuige] aan [medeverdachte 1] weten: “Er ontbreekt niets. Het zijn exact 5 stuks” en een minuut later: “Elk 1 kg”. Om 8.35 uur stuurde de verdachte aan [getuige] het bericht: “Het zijn er 5”.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte in de vroege ochtend van 11 april 2017 vanuit Den Haag met een Mercedes-Benz naar [adres 4] in Hamburg is gereden en daar, aan [medeverdachte 1] vijf pakketten van elk een kilo heroïne heeft overhandigd. De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 11 april 2017 vijf kilo heroïne van Den Haag naar Duitsland heeft uitgevoerd.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 11 april 2017 te 's-Gravenhage opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 5 kilogram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 469 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om in geval van een veroordeling en rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de uitvoer naar Duitsland van vijf kilogram heroïne. Het gebruik van heroïne is zeer schadelijk voor de volksgezondheid. De hoeveelheid heroïne was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in verdovende middelen gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, variërend van lichte criminaliteit door drugsgebruikers tot zware, ondermijnende criminaliteit, zoals ernstige geweldsdelicten in het criminele circuit en aantasting van het financiële verkeer door het met de handel in verdovende middelen gepaard gaande witwassen van drugsgelden. De verdachte heeft zich bij het plegen van dit feit kennelijk alleen laten leiden door zijn eigen financieel gewin, zonder zich te bekommeren om de gezondheidsrisico’s voor anderen of de nadelige gevolgen van de mogelijk daarmee gepaard gaande criminaliteit. Hij heeft daarmee niet alleen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale netwerk van de handel in harddrugs, maar heeft daarvan ook zelf deel uitgemaakt. Daarbij heeft de verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor het door hem gepleegde feit.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 4 oktober 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte de vijf jaar voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit niet eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens Opiumwetdelicten.
Straf
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit kan naar het oordeel van de rechtbank daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting in aanmerking genomen. Volgens genoemde oriëntatiepunten geldt voor de uitvoer van harddrugs van een hoeveelheid van tussen de 5 en 6 kilogram als uitgangspunt een gevangenisstraf van 38 tot 40 maanden.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 38 maanden passend en geboden is.
Overschrijding van de redelijke termijn
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak of de invloed van de verdediging op het procesverloop.
De redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op 18 augustus 2018, de datum waarop de overleveringsdetentie is gestart. Heden, op 19 oktober 2022, heeft de rechtbank dit vonnis gewezen. Dit betekent dat de redelijke termijn met ruim twee jaar is overschreden. Deze overschrijding is niet aan de verdediging te wijten en kan ook niet door de ingewikkeldheid van de zaak worden gerechtvaardigd. De rechtbank ziet in de ernstige overschrijding van de redelijke termijn aanleiding om voornoemd uitgangspunt voor de op te leggen straf met acht maanden te verminderen.
Conclusie
Alles overziend, acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest en in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering of overlevering doorgebracht, passend en geboden. De eis van de officier van justitie doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van het feit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De voorlopige hechtenis

7.1.
De vordering van de officier van justitie
Ter terechtzitting van 5 oktober 2022 heeft de officier van justitie gevorderd dat het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de voorlopige hechtenis geen standpunt ingenomen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De voorlopige hechtenis van de verdachte berust op de grond dat sprake is van verdenking van feiten waarop een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door die feiten is geschokt. Voorts is de recidivegrond aangenomen. De voorlopige hechtenis is op 31 december 2018 geschorst tot aan de dag van de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting. Sindsdien zijn bijna vier jaren verstreken en is niet gebleken dat de verdachte weer in aanraking is gekomen met justitie ter zake van soortgelijke feiten. De rechtbank is van oordeel dat op dit moment, na bijna vier jaren, geen sprake meer is van een geschokte rechtsorde en dat ook niet is gebleken van een zodanig gevaar voor herhaling dat dit de voorlopige hechtenis van de verdachte noodzakelijk maakt. Dit betekent dat voor de voorlopige hechtenis geen gronden meer aanwezig zijn, zodat de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis zal opheffen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, voorlopige hechtenis en in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering of overlevering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis toe.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Gruschke, voorzitter,
mr. M.T. Paulides, rechter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. van Beelen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2022.