ECLI:NL:RBDHA:2022:10758

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
09/098550-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk tot ontploffing brengen van een zelf gefabriceerde pijpbom in een woning met overwegingen over voorwaardelijk opzet en voorbereidingshandelingen voor ontploffing

Op 19 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 31 december 2020 in Alphen aan den Rijn een zelf gefabriceerde pijpbom tot ontploffing heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, waarbij gemeen gevaar voor de omliggende woningen en levensgevaar voor anderen te duchten was. De verdachte had voorwaardelijk opzet, omdat hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen tot een ontploffing zou leiden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het teweegbrengen van een ontploffing door explosieve stoffen en voorwerpen te verwerven en voorhanden te hebben. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een maximale taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, rekening houdend met de ernstige gevolgen van de ontploffing voor de verdachte zelf, die zijn onderarm heeft verloren. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/098550-22
Datum uitspraak: 19 oktober 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 5 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.M. Eelman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L.E. Buiting naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing
teweeg heeft gebracht door handmatig een pijpbom te fabriceren,
en daarvan gemeen gevaar voor de direct omliggende woningen, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoners van de direct
omliggende woningen, in elk geval levensgevaar voor voor een ander of
anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de direct
omliggende woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een
ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Alphen aan den Rijn,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam
een ontploffing teweeg heeft gebracht door handmatig een pijpbom te fabriceren,
ten gevolge waarvan het aan zijn en/of zijn mededaders
schuld te wijten is geweest, dat er gemeen gevaar voor de direct omliggende
woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de
bewoners van de direct omliggende woningen, in elk geval levensgevaar voor een
ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van
de direct omliggende woningen, in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 31 december 2020 te
Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk een
ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten is, opzettelijk voorwerpen en/of stoffen te
weten een hoeveelheid flitspoeder (/mengsel van kaliumperchloraat en aluminium)
en/of een hoeveelheid zwart buskruit (/mengsel van kaliumnitraat, zwavel en
koolstof) en/of ongeveer 2 stuks Super Cobra 6 en/of ongeveer 55 stuks nitraten
en/of een ijzeren pijp en/of drie, althans een of meer golfbal(len) en/of een pijpbom
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd,
doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Op specifieke standpunten van de raadsman zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen [1]
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 oktober 2022, voor zover inhoudende:
Ik kwam op 31 december 2020 bij [medeverdachte] aan en begon met de bom te maken. Ik wilde de bom om 00:00 uur in een open natuurgebied laten ontploffen. Ik heb twee weken daarvoor zelf bedacht om de bom te maken en ik ben twee weken bij [medeverdachte] thuis bezig geweest met bommen maken. Ik had al vijf bommen klaargemaakt. Ik ben zelf met de bommen bezig geweest; [medeverdachte] en ik hebben niet samen bommen gemaakt. Ik heb de spullen meegenomen om de vuurwerkbommen te maken. De opengewerkte Super Cobra’s 6, de 55 nitraten, de ijzeren pijp, de pijpbom en de golfballen die nadien in de woning zijn gevonden waren allemaal van mij. Het zou kunnen dat de twee Super Cobra’s 6 die nog in tact waren ook van mij waren. De bom met het flitspoeder erin is ontploft. Ik sloeg met een hamer een golfbal erin en toen explodeerde hij.
2. Het deskundigenverslag, te weten het rapport ‘Explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie in een woning in Alphen aan den Rijn op 31 december 2020’ van het Nederlands Forensisch Instituut, op 11 juni 2021 opgemaakt en ondertekend door [deskundige 1] , deskundige op het gebied van explosies en explosievenonderzoek, voor zover inhoudende (p. 219 t/m 221):
De Super Cobra 6 bevat de explosieve ladingen flitspoeder en zwart buskruit. Flitspoeder uit een 'Super Cobra 6' bestaat doorgaans uit een mengsel van
kaliumperchloraat en aluminium. Het grijze poeder dat is aangetroffen op de keukenvloer betreft een pyrotechnisch mengsel op basis van kaliumnitraat, zwavel en vermoedelijk koolstof. Mengsels met een dergelijke chemische samenstelling zijn nader te specificeren als zwart buskruit. De ‘Super COBRA 6’ betreft professioneel vuurwerk dat veel gevaar oplevert en uitsluitend is bestemd voor gebruik door personen met gespecialiseerde kennis (conform het Vuurwerkbesluit). Het is dus niet bedoeld om ter beschikking te worden gesteld voor particulier gebruik. Wanneer flitspoeder zonder veiligheidsmaatregelen uit een ‘Super COBRA 6’ – al dan niet via een bakje, zakje of trechter - in een metalen pijp wordt gegoten, bestaat er een reële kans op ontploffing.
3. Het geschrift, te weten het proces-verbaal van interpretatie forensische onderzoeksresultaten, op 15 juni 2021 opgemaakt en ondertekend door [deskundige 2] , senior forensisch onderzoeker bij Team Forensische Opsporing van de politie eenheid Den Haag, voor zover inhoudende (p. 12):
Ten gevolge van de explosie was er gemeen gevaar te duchten en ontstaan voor goederen en/of personen.
- uit tactische informatie bleek dat 1 van de 2 verdachten zwaar gewond raakte aan zijn gezicht en hand;
- uit tactische informatie bleek dat ten tijde van de ontploffing de 2e verdachte in de woning aanwezig was;
- deze 2e persoon zwaar- of dodelijk gewond had kunnen raken ten gevolge van deze ontploffing, er was dus gevaar voor (zwaar) lichamelijke letsel en levensgevaar te duchten;
- door rondvliegende scherven van de pijpbom en/of scherven en/of brokstukken van de woning en inventaris ten gevolge van de ontploffing was er gemeen gevaar voor goederen te duchten;
- ten gevolge van de ontploffing de woning en inboedel (zwaar) beschadigd raakte;
- ten gevolge van de ontploffing de ruiten van de raam partijen eruit geblazen werden (door de explosiedruk) en glasdelen- en glassplinters op de galerij en buiten op straat terecht kwamen;
- eventueel passerende voorbijgangers hadden door deze glasdelen- en splinters geraakt kunnen worden en ten gevolge hiervan letsel (mogelijk ernstig- en of dodelijk) kunnen oplopen waardoor er (zwaar) lichamelijk letsel dan wel levensgevaar te duchten was;
- door de kracht van de explosie is er schade ontstaan aan- en in de woning van het naastgelegen perceelnummer [adres 2] waardoor gemeen gevaar voor goederen was ontstaan;
- de bewoners van perceelnummer [adres 2] waren ten tijde van de explosie thuis;
- de bewoners van perceelnummer [adres 2] hadden letsel kunnen oplopen doordat ten gevolge van de explosiedruk planken van muren losraakten, lampen en andere goederen vielen waardoor er te duchten was voor (zwaar) lichamelijk letsel dan wel levensgevaar.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 31 december 2020 een ontploffing teweeg heeft gebracht in de woning van de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) te Alphen aan den Rijn, door daar handmatig een pijpbom te fabriceren.
De rechtbank is, net als de raadsman en de officier van justitie, van oordeel dat de verdachte de pijpbom niet willens en wetens – en dus niet met ‘vol’ opzet – op het bewuste tijdstip en de bewuste plek tot ontploffing heeft gebracht. De rechtbank zal daarom moeten vaststellen of de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het teweegbrengen van een ontploffing door handmatig een pijpbom te fabriceren. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Of sprake is van bewuste aanvaarding van zo een kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Het is een feit van algemene bekendheid dat professioneel vuurwerk – in de volksmond ‘illegaal vuurwerk’ – ernstige gevaren met zich meebrengt. Het is niet voor niets dat dit vuurwerk alleen gebruikt mag worden door personen met gespecialiseerde kennis. Naar algemene ervaringsregels bestaat er dan ook een aanmerkelijke kans dat het ernstig mis kan gaan als een persoon zonder bijzondere kennis van vuurwerk, zoals de verdachte, zelf bommen gaat maken met illegaal vuurwerk. Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte Super COBRA’s 6 heeft gebruikt om met behulp van andere door hem verzamelde spullen, zoals delen van steigerpijpen en golfballen, zelf een pijpbom te maken in de woning van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). De verdachte had de bedoeling om die pijpbom op een later moment buiten tot ontploffing te brengen. Toen de verdachte een pijpbom had gevuld met flitspoeder en vervolgens met een hamer een golfbal erin sloeg, is die pijpbom in zijn hand ontploft. De rechtbank is van oordeel dat deze ernstig gevaar zettende gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op het teweegbrengen van een ontploffing dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. De verdachte heeft immers in het geheel geen veiligheidsmaatregelen getroffen om zichzelf of zijn omgeving te beschermen tegen de gevaren van datgene waar hij mee bezig was. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, dan ook geen overeenkomst met het Porsche-arrest (ECLI:NL:HR:1996:ZD0139), waarin wel sprake was van contra-indicaties. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte het voorwaardelijk opzet had op het tot ontploffing brengen van de door hem zelf gefabriceerde pijpbom.
Uit het rapport van de forensische opsporing blijkt dat door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van anderen te duchten was. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan deze conclusies. Het onder 1 primair tenlastegelegde kan dan ook in zoverre wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting vast dat hij gedurende twee weken voorafgaand aan de ontploffing op 31 december 2020, verschillende voorwerpen en stoffen heeft verworven, vervaardigd en voorhanden heeft gehad waarmee hij (een) ontploffing(en) teweeg wilde brengen. De vraag waarvoor de rechtbank zich bij de beoordeling van dit feit geplaatst ziet is, of de verdachte bij deze voorbereidingshandelingen opzet had op (i) het teweegbrengen van de ontploffing(en) en (ii) het naar algemene ervaringsregels voorzienbare gevaar van de bedoelde voorwerpen en stoffen voor goederen en personen.
Dat de verdachte opzet had op het teweeg brengen van (een) ontploffing(en) blijkt genoegzaam uit zijn eigen verklaring. Naar het oordeel van de rechtbank had de verdachte daarnaast voorwaardelijk opzet op het gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen dat door die ontploffing(en) te duchten zou zijn, gelet op het inherente gevaar van die pijpbommen dat als algemeen bekend mag worden verondersteld en mede in aanmerking genomen dat deze nog vervoerd moesten worden naar de plek waar de verdachte deze tot ontploffing wilde brengen. Ook hier geldt dat de verdachte door zijn ernstig gevaar zettende handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze bommen (onbedoeld) op elk willekeurig moment en op elke willekeurige plaats tot ontploffing zouden kunnen komen, met alle mogelijke gevolgen voor de veiligheid van goederen en personen van dien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook het onder 2 tenlastegelegde in zoverre kan worden bewezen.
Was sprake van medeplegen?
Tot slot ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de verdachte voornoemde feiten alleen of samen met [medeverdachte] heeft gepleegd. [medeverdachte] zat op de bank in zijn woning toen de ontploffing plaatsvond. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat de verdachte zelf het plan heeft bedacht om bommen te gaan maken, dat hij ook daadwerkelijk zelf bommen heeft gemaakt en dat hij zelf de daarvoor benodigde spullen heeft meegenomen. Hoewel in het dossier wel aanknopingspunten te vinden zijn waaruit kan worden afgeleid dat [medeverdachte] wetenschap had van het feit dat de verdachte bezig was met vuurwerk, en dat hij desondanks zijn woning aan de verdachte ter beschikking heeft gesteld, is dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te kunnen stellen dat sprake was van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] . Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 31 december 2020 te Alphen aan den Rijn opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door handmatig een pijpbom te fabriceren en daarvan gemeen gevaar voor de direct omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoners van de direct omliggende woningen, in elk geval levensgevaar voor anderen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de direct omliggende woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
2
hij in de periode van 1
7december 2020 tot en met 31 december 2020 te Alphen aan den Rijn, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is, opzettelijk voorwerpen en stoffen te weten een hoeveelheid flitspoeder (mengsel van kaliumperchloraat en aluminium) en een hoeveelheid zwart buskruit (mengsel van kaliumnitraat, zwavel en koolstof) en 2 stuks Super Cobra 6 en 55 stuks nitraten en een ijzeren pijp en golfballen en een pijpbom, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het teweegbrengen van de ontploffing van een zelf gefabriceerde pijpbom in de woning van een ander. Door de explosie is schade ontstaan aan en in die woning. Zo zijn onder meer de ruiten van de betreffende woning uit de kozijnen geblazen, zijn glasdelen en glassplinters op de galerij en buiten op straat terecht gekomen en zijn het interieur en de inventaris van de woning (zwaar) beschadigd geraakt. Daarnaast zijn door de explosiedruk in de naastgelegen woning planken van de muur losgeraakt en zijn diverse goederen kapot gevallen. De verdachte heeft hiermee een levensgevaarlijke situatie laten ontstaan en heeft onaanvaardbare grote veiligheidsrisico’s genomen. Door het handelen van de verdachte is ernstig gevaar voor de op dat moment aanwezige bewoner en buren ontstaan, en hadden eventuele passerende voorbijgangers ernstig of dodelijk gewond kunnen raken. Het ernstige gevaar van de situatie heeft zich bij de verdachte zelf ook verwezenlijkt, nu hij door de ontploffing zijn linker onderarm heeft verloren. De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van diverse explosieve voorwerpen en stoffen waarmee (een) ontploffing(en) teweeg kon(den) worden gebracht, waaronder flitspoeder, 55 nitraten en twee Super COBRA’s 6. Door dit samenstel van ondoordachte en onverantwoordelijke handelingen van de verdachte is de bewoner van de woning een groot deel van zijn spullen kwijt geraakt en is het veiligheidsgevoel van de bewoners van het appartementencomplex in ernstige mate aangetast. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 7 september 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 13 juni 2022. Uit dit advies blijkt het volgende. Er is sprake is van een laag recidiverisico. De verdachte heeft inmiddels een stabiele huisvestingssituatie, heeft sinds kort een betaalde baan en is sinds een jaar abstinent van middelengebruik. De verdachte wordt bij praktische en psychosociale zaken door stichting De Brug begeleid. De reclassering adviseert om aan de verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou tot het verlies van woonruimte leiden. De verdachte is in staat om een taakstraf uit te voeren.
De rechtbank houdt rekening met de ingrijpende en permanente gevolgen die de ontploffing voor de verdachte zelf heeft gehad. Zijn linker onderarm moest worden geamputeerd en de verdachte zal de gevolgen hiervan zijn leven lang ervaren. Door het verlies van zijn onderarm kon de verdachte zijn baan in de stratenbouw niet meer uitvoeren. Voorts heeft de verdachte oogletsel opgelopen en had hij diepe brandwonden aan zijn buik en lies. Tot slot weegt de rechtbank mee dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen.
Gelet op de ernst van het feit is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur in beginsel passend. De rechtbank zal daar echter niet toe overgaan, nu de verdachte reeds in aanzienlijke mate geconfronteerd is en permanent geconfronteerd zal blijven met de negatieve gevolgen van zijn handelen, zoals hiervoor is omschreven. Bovendien zal de verdachte bij een langdurige gevangenisstraf alles kwijt raken waar hij het afgelopen jaar zo hard voor heeft gewerkt. Tegen deze achtergrond komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank is van oordeel dat de maximale taakstraf van 240 uren passend en geboden is. Voorts zal de rechtbank aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden opleggen, met een proeftijd van twee jaar. Deze straf dient enerzijds om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals strafbare feiten te plegen, en anderzijds om de ernst van de door hem gepleegde feiten te benadrukken.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1.
De vordering
Op 19 mei 2022 heeft [benadeelde 1] het wensenformulier ingevuld en ingediend, waaruit blijkt dat zij schadevergoeding wilde. Op het bijgevoegde formulier ‘Verzoek tot Schadevergoeding’ is echter geen bedrag ingevuld dat de benadeelde partij als schade vordert en is ingevuld dat € 2.500,- reeds is vergoed. Uit een e-mail van ARAG Rechtsbijstand van 23 mei 2022, die als bijlage het formulier is gevoegd, volgt eveneens dat de schade van de benadeelde partij reeds is vergoed. De rechtbank concludeert dan ook dat [benadeelde 1] geen vordering tot schadevergoeding heeft ingediend.
[gemachtigde] heeft zich namens [benadeelde 2] als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.110,03, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] .
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] niet- ontvankelijk te verklaren.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Namens de verdachte is betwist dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten, en dit is namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 46, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
ten aanzien van feit 2:
voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (tweehonderdveertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 4 (vier) maanden;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) MAANDEN;
bepaalt dat
die straf niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.C. Goilo-Kam, voorzitter,
mr. D.C. Laagland, rechter,
mr. A.M. Gruschke, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. van Beelen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal Forensisch dossier [dossier naam] met het nummer [proces-verbaal nummer] , van de politie eenheid Den Haag, team Forensische Opsporing, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 262).