ECLI:NL:RBDHA:2022:10757

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 21/666
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot uitzetting

In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie als verweerder opgetreden tegen een verzoek om een voorlopige voorziening, ingediend door de verzoeker op 1 februari 2021. Het verzoek betreft een besluit van de Staatssecretaris waartegen bezwaar is gemaakt. De verzoeker heeft echter nagelaten om een kopie van het bestreden besluit en het bezwaarschrift aan de rechtbank te overleggen, ondanks een herstelverzuimbrief die op 3 februari 2021 is verzonden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoekschrift van de verzoeker, dat een kenmerk bevat dat overeenkomt met een andere procedure (zaaknummer AWB 21/674), moet worden opgevat als een verzoek tot een verbod tot uitzetting totdat er een beslissing is genomen op het ingediende beroepschrift.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid om zonder zitting uitspraak te doen, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank had eerder, op 27 september 2021, het beroep van de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer is. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening zonder verder onderzoek ter zitting niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is op 4 maart 2022 openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/666

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 maart 2022 in de zaak van

[verzoeker] , met v-nummer: [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.E. Martis)
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 1 februari 2021 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Uit het verzoekschrift kan worden afgeleid dat het verzoek betrekking heeft op een besluit van verweerder, waartegen bezwaar is gemaakt. Verzoeker heeft echter geen kopie van het bestreden besluit en het bezwaarschrift aan de rechtbank gestuurd, ook niet nadat hem op 3 februari 2021 een zogenoemde herstelverzuimbrief is gestuurd.
In het verzoekschrift staat als kenmerk van de gemachtigde van verzoeker genoemd: “MSc_1910133”. Dit kenmerknummer is hetzelfde als in een ander procedure die verzoeker bij de rechtbank heeft gevoerd. Dit is de procedure met zaaknummer AWB 21/674. In die zaak had verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 30 april 2020.
De voorzieningenrechter vat het reeds ingediende verzoekschrift ingevolge artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nu zo op dat het strekt tot een verbod tot uitzetting zolang nog niet op het ingediende beroepschrift is beslist.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij uitspraak van 27 september 2021 heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoeker ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen bezwaar– dan wel beroepsprocedure meer loopt, zodat het verzoek met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb zonder onderzoek ter zitting niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 4 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.