ECLI:NL:RBDHA:2022:10756

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 20/1825
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak tegen de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.T.V. Le, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een eerder ingediend beroep, geregistreerd onder nummer AWB 20/1824. De Staatssecretaris had op 5 februari 2020 het bezwaar van de verzoeker tegen een eerder besluit van 13 september 2019 ongegrond verklaard. De verzoeker heeft het verzoek om een voorlopige voorziening ingediend met het doel om een verbod tot uitzetting te verkrijgen totdat er op het ingediende beroepschrift is beslist.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer is, aangezien het eerder door de verzoeker ingediende beroep op 16 juli 2021 niet-ontvankelijk was verklaard. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het verzoek zonder zitting te behandelen en niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1825

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 maart 2022 in de zaak van

[verzoeker], met v-nummer: [V-nummer] , verzoeker
(gemachtigde: mr. S.T.V. Le)
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen verweerders besluit van 5 februari 2020.
Bij beslissing van 5 februari 2020 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen zijn besluit van 13 september 2019 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft tegen deze beslissing beroep (geregistreerd onder nummer AWB 20/1824) ingesteld bij deze rechtbank. De voorzieningenrechter vat het reeds ingediende verzoekschrift ingevolge artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nu zo op dat het strekt tot een verbod tot uitzetting zolang nog niet op het ingediende beroepschrift is beslist.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij uitspraak van 16 juli 2021 heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoeker ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen bezwaar– dan wel beroepsprocedure meer loopt, zodat het verzoek met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb zonder onderzoek ter zitting niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 4 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.