ECLI:NL:RBDHA:2022:10756
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak tegen de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
In deze zaak heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.T.V. Le, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een eerder ingediend beroep, geregistreerd onder nummer AWB 20/1824. De Staatssecretaris had op 5 februari 2020 het bezwaar van de verzoeker tegen een eerder besluit van 13 september 2019 ongegrond verklaard. De verzoeker heeft het verzoek om een voorlopige voorziening ingediend met het doel om een verbod tot uitzetting te verkrijgen totdat er op het ingediende beroepschrift is beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer is, aangezien het eerder door de verzoeker ingediende beroep op 16 juli 2021 niet-ontvankelijk was verklaard. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het verzoek zonder zitting te behandelen en niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.