ECLI:NL:RBDHA:2022:10752

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.459
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Sierra Leoonse vreemdeling op basis van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en geboortedatum

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Sierra Leoonse nationaliteit. De eiser had op 26 september 2020 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij bij terugkeer naar Sierra Leone bang was voor gedwongen lidmaatschap van het Poro genootschap. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 5 januari 2022 afgewezen, omdat de aanvraag als ongegrond werd beschouwd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 27 januari 2022 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld, waaronder de geloofwaardigheid van zijn geboortedatum en de redenen voor zijn asielaanvraag. De eiser betoogde dat hij geboren was op [geboortedatum 1] 2002, terwijl verweerder uitging van een geboortedatum van [geboortedatum 2] 2000. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet verplicht was om de geboortedatum te wijzigen, omdat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij persoonlijk problemen zou ondervinden van het Poro genootschap bij terugkeer naar Sierra Leone.

De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris zich op het standpunt mocht stellen dat de asielaanvraag ongegrond was en dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.459
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.H.A. Kessels),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

In het besluit van 5 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Lisk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt dat hij de Sierra Leoonse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum 1] 2002. Op 26 september 2020 heeft eiser een asielaanvraag gedaan. Eiser heeft als reden gegeven voor deze aanvraag dat hij bij terugkeer bang is om gedwongen lid te worden van het Poro genootschap.
Besluitvorming door verweerder
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met het Poro genootschap.
1. als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3. Verweerder vindt het eerste relevante element geloofwaardig, met uitzondering van eisers geboortedatum. Het tweede element is volgens verweerder ongeloofwaardig. Verweerder stelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk problemen heeft met het Poro genootschap of dat hij voor het genootschap te vrezen heeft bij terugkeer in Sierra Leone. Gelet daarop is het ook niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade.2 Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
4. De rechtbank beoordeelt het besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Beroepsgrond 1: de leeftijd van eiser
5. Eiser voert aan dat verweerder er bij de beoordeling van zijn asielrelaas ten onrechte vanuit is gegaan dat eiser is geboren op [geboortedatum 2] 2000. Eiser is namelijk geboren op [geboortedatum 1] 2002. Weliswaar staat eiser in Italië ook geregistreerd met de geboortedatum in 2000, maar hij heeft uitgelegd dat hij bij aankomst in Italië getraumatiseerd was. Eiser weet daarom niet precies wat er mis is gegaan bij de registratie in Italië. Daarnaast is bij de leeftijdsschouw in Nederland ook niet unaniem geoordeeld dat eiser evident meerderjarig is. Ook om die reden is er twijfel mogelijk over de leeftijdsregistratie in Italië. Tot slot heeft eiser in het nader gehoor3 verklaard dat hij bij aankomst in Italië heeft aangegeven dat hij in 2002 is geboren.
Oordeel rechtbank over beroepsgrond 1
6. De rechtbank is van oordeel dat dit betoog van eiser niet slaagt. Verweerder hoefde de geboortedatum van eiser daarom niet te wijzingen van 2000 naar 2002. De rechtbank licht haar oordeel als volgt toe.
7. Eiser heeft in zijn vorige asielaanvraag van 20 januari 2020 aangegeven dat hij geboren is op [geboortedatum 1] 2002 en dus minderjarig was. Deze aanvraag is weliswaar niet in behandeling genomen omdat Italië in het kader van de Dublinverordening de verantwoordelijke lidstaat bleek te zijn, maar verweerder heeft destijds wel een leeftijdsschouw laten uitvoeren. Daarna bestond er echter nog steeds twijfel over de leeftijd van eiser. Verweerder heeft daarom dactyloscopisch onderzoek4 gedaan en daaruit is gebleken dat eiser zowel in Italië als in Luxemburg staat geregistreerd met [geboortedatum 2] 2000 als geboortedatum. Vervolgens heeft verweerder deze geboortedatum overgenomen. Omdat de uiterste overdrachtsdatum aan Italië is verstreken, is Nederland de verantwoordelijke lidstaat geworden. Verweerder is bij de beoordeling van de onderhavige asielaanvraag uitgegaan van de eerder vastgestelde geboortedatum [geboortedatum 2] 2000. Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter5 in dit soort zaken dat verweerder uit mag gaan van de registratie van de leeftijd in een andere lidstaat, tenzij de vreemdeling met documenten aannemelijk maakt dat die registratie niet juist is.6 Eiser is hier niet in geslaagd. Eiser heeft namelijk geen (officiële) documenten overlegd waaruit blijkt zijn geboortedatum in Italië en/of Luxemburg niet juist is geregistreerd. De enkele stelling van eiser dat hij zijn documenten op zee is
2 als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
3 zie pagina 7.
4 op grond van artikel 34 van de Dublinverordening.
5 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6 zie de uitspraken van 17 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:134) en 15 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2219).
verloren en dat hij getraumatiseerd was toen hij aankwam in Italië, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden.
Beroepsgrond 2: de geloofwaardigheid van element 2 van het asielrelaas
8. Eiser voert aan dat verweerder het tweede element van zijn relaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft hem ten onrechte tegengeworpen dat hij summier heeft verklaard over zijn problemen met het Poro genootschap. Verweerder kan om meerdere redenen namelijk niet van eiser verwachten dat hij veel over het Poro genootschap weet. Ten eerste was eiser nog erg jong toen hij Sierra Leone verliet. Daarnaast is eiser nooit naar school gegaan. Verder is het Poro genootschap een geheim genootschap en dat betekent dat er weinig informatie over bekend is. Tot slot is er weinig bekend over de gevolgen van het weigeren om lid te worden het genootschap. Verweerder had hier daarom nader onderzoek naar moeten doen.
Oordeel rechtbank over beroepsgrond 2
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers problemen met het Poro genootschap ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
10. In het bestreden besluit heeft verweerder vermeld dat uit het gezaghebbende, objectieve bronnen7 blijkt dat Poro genootschap een wijdverbreid maatschappelijk fenomeen is, ook voor de Mende stam van eiser. Uit die bronnen blijkt ook dat een groot deel van de jongeren zich aansluiten bij een genootschap, omdat dit een normale gang van zaken is. Verweerder stelt echter terecht dat uit deze bronnen niet blijkt dat het onmogelijk is om te functioneren in Sierra Leone als iemand niet lid wordt van het Poro (of een ander)
genootschap. Verder stelt verweerder terecht dat het ook mogelijk is om je te onttrekken aan gedwongen initiatie.8 Het is daarom aan eiser om met zijn verklaringen aannemelijk te maken dat hij persoonlijk problemen zal krijgen met het Poro genootschap als hij weigert om lid te worden. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser daar niet in is geslaagd.
11. Ten eerste is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij erg weinig kan vertellen over het genootschap zelf. Weliswaar was eiser erg jong toen hij Sierra Leone verliet, maar ondanks deze jonge leeftijd mag verweerder wel van eiser verwachten dat hij iets kan vertellen over het genootschap. De reden daarvoor is dat het Poro genootschap kennelijk een grote rol speelt in de Sierra Leoonse maatschappij en kennelijk met name ook onder jongeren in de stam waartoe eiser behoort. Verweerder heeft zich ook op het standpunt mogen stellen dat het afbreuk doet aan de
geloofwaardigheid van eisers relaas dat hij geen pogingen heeft ondernomen om iets te weten te komen over het genootschap. Tijdens het nader gehoor9 vraagt verweerder eiser of hij niet nieuwsgierig was naar het genootschap toen hij hoorde dat hij lid moest worden, maar daarop antwoordt eiser dat hij daar geen belang bij had. Eiser heeft niet goed kunnen
7 Immigration and Refugee Board of Canada, Sierra Leone: Information on the Poro Society, including rituals and initation; ability to refuse initiation or leadership roles; availability of state protection (2015-July 2017).
8 Algemeen Ambtsbericht over Sierra Leone (mei 2011), p. 85.
9 Pagina 12.
uitleggen waarom het enerzijds niet zijn belang is om iets te weten komen over het genootschap, terwijl hij anderzijds ook stelt dat hij vreest voor gedwongen lidmaatschap van het genootschap.
12. Ten tweede is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser heeft mogen tegenwerpen dat eiser weinig tot niets kan vertellen over hoe en door wie zijn oom onder druk is gezet. Eiser kan hier alleen over vertellen dat hij van zijn oom heeft gehoord dat hij lid moest worden en dat zijn oom onder druk is gezet door leden van het Poro genootschap. Maar eiser weet vervolgens niet of zijn oom ook benaderd is door leden van het Poro genootschap.10 Verweerder heeft het onlogisch mogen vinden dat eiser enerzijds stelt dat zijn oom onder druk is gezet door het genootschap, maar niet weet of zijn oom daadwerkelijk is benaderd door het genootschap en wat het genootschap en zijn oom met elkaar hebben besproken. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat het voor de hand ligt dat eiser en zijn oom gesprekken zouden hebben gehad over het genootschap en het gedwongen lidmaatschap van eiser. Te meer omdat eiser heeft verklaard dat zijn oom eerder actief lid was van het Poro genootschap, maar toch tegen het lidmaatschap van eiser zou zijn en vervolgens samen met eiser uit Sierra Leone zou zijn gevlucht voor het genootschap.
13. Ten derde heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij een vaag en summier antwoord geeft op de vraag waarom het genootschap zes jaar na eisers vertrek nog naar hem op zoek is. Eiser antwoordt in feite alleen dat de leden van het genootschap hem zullen vinden als hij terug is in Sierra Leone, maar hij kan verder niet uitleggen waarom hij dat denkt.11 Ook het feit dat eiser heeft verklaard dat hij voor zijn vertrek nooit persoonlijk is benaderd door het genootschap doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers stelling dat het genootschap hem bij terugkeer sowieso komt opzoeken.
14. Tot slot betekent het feit dat eiser behoort tot de Mende stam niet zonder meer dat hij te vrezen heeft voor een gedwongen lidmaatschap en de eventuele gevolgen van de weigering daarvan. Daarbij is van belang dat uit de bronnen genoemd in 10 niet blijkt dat het onmogelijk is om je te onttrekken aan het lidmaatschap of dat een weigering daarvan in alle gevallen tot ernstige schade zou leiden. Zoals in 10 al is overwogen, heeft verweerder zich daarom op het standpunt mogen stellen dat, hoewel eiser behoort tot de Mende stam, hij alsnog concreet moet maken dat hij bij terugkeer in Sierra Leone te vrezen heeft voor het Poro genootschap. Nu eiser daar niet in geslaagd, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade.
Beroepsgrond 3: ambtshalve toets verblijfsvergunning regulier.
15. Tot slot voert eiser aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hem geen vergunning wordt verleend vanwege bijzondere individuele omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Eiser is ernstig getraumatiseerd door wat hij heeft meegemaakt in Sierra Leone, in Libië en tijdens de overtocht op zee naar Italië. Deze gebeurtenissen hebben ertoe geleid dat eiser in Nederland al meerdere suïcidepogingen heeft ondernomen. Op dit moment staat eiser onder
10 Zie pagina 12 van het nader gehoor.
11 Zie pagina 14 en 15 van het nader gehoor.
behandeling voor zijn psychische problemen. Om te onderbouwen dat eiser een vergunning moet krijgen, heeft hij verwezen naar een vergelijkbare casus die wordt genoemd in een informatiebericht12 van verweerder.
Oordeel rechtbank over beroepsgrond 3
16. De rechtbank is van oordeel dat dit betoog van eiser niet slaagt. Verweerder heeft dus voldoende gemotiveerd waarom eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier vanwege bijzondere individuele omstandigheden. De rechtbank licht dit als volgt toe.
17. Uit het beleid13 van verweerder volgt dat hij een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan verlenen als sprake is van een schrijdende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die zich in Nederland voordoen. In het beleid heeft verweerder een aantal omstandigheden genoemd die bijzonder kunnen zijn, maar deze lijst is niet limitatief. Verder staat ook in het beleid dat verweerder terughoudend gebruikt maakt van het verlenen van deze vergunning. Verweerder heeft dus beleidsvrijheid, maar maakt niet snel gebruik van zijn bevoegdheid om zo’n vergunning te verlenen.
18. De rechtbank heeft oog voor de ernst van eisers psychische klachten, maar dat neemt niet weg dat verweerder er op heeft mogen wijzen dat deze psychische problemen het enige is wat zich nu in Nederland afspeelt en dat alle andere omstandigheden zich buiten Nederland hebben voorgedaan. Dat deze psychische problemen zijn veroorzaakt door gebeurtenissen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden, kan een rol spelen bij de beoordeling die verweerder maakt, maar dat alleen is niet voldoende. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat er in het geval van eiser geen sprake is van een samenstel van bijzondere omstandigheden die zich in Nederland voordoen.
19. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder terecht dat de vergelijking met de casus waar eiser naar heeft verwezen, niet opgaat. Die casus gaat namelijk over een vreemdelinge die is verkracht in Libië en daardoor zwanger is geraakt. De vreemdelinge krijgt vervolgens in Nederland een miskraam ten gevolge van een onveilige trap op een COA-locatie. Ook heeft de vreemdelinge psychische problemen door de gebeurtenissen in Libië. In tegenstelling tot de situatie van eiser, was hier wel sprake van een samenstel van bijzondere omstandigheden die zich in Nederland hadden voorgedaan, namelijk het overlijden van een gezinslid in Nederland en de psychische problemen.
20. Verweerder heeft dus mogen beslissen dat eiser niet aanmerking komt voor deze vergunning.
Conclusie
21. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) of voor een verblijfsvergunning regulier zoals bedoeld in artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vb . De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12 IB 2019/18 Ambtshalve toets schrijdende situatie.
13 Paragraaf B11/2.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
08 februari 2022
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. J.G. Nicholson A. Vranken
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.