In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die op 15 september 2022 op zitting is behandeld. Tijdens deze zitting was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft in een eerdere uitspraak, zaaknummer NL.22.16804, het beroep in de bodemzaak gegrond verklaard. Op basis van deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder wel veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op €759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.