ECLI:NL:RBDHA:2022:10728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
10031971 RL EXPL 22-12459
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een huurovereenkomst in combinatie met een zorgovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Stichting Perspektief en de bewindvoerder van een cliënt, [betrokkene]. De eisende partij, Stichting Perspektief, vorderde ontruiming van een woning die aan [betrokkene] was verhuurd in het kader van een zorgovereenkomst. De kern van het geschil was of de huurovereenkomst nog geldig was na beëindiging van de zorgovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een gemengde overeenkomst, waarin het zorgelement overheersend was. Dit leidde tot de conclusie dat de wettelijke huurbeschermingsbepalingen niet van toepassing waren. De kantonrechter oordeelde dat de zorgovereenkomst op rechtmatige wijze was beëindigd vanwege meerdere incidenten van agressie en niet-naleving van afspraken door [betrokkene]. De rechter oordeelde dat het belang van Perspektief om de woning beschikbaar te stellen voor een andere cliënt zwaarder woog dan het belang van [betrokkene] om in de woning te blijven. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, en de bewindvoerder werd veroordeeld om de woning binnen drie dagen te ontruimen.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Zittingsplaats ‘s-Gravenhage
AD/SS/c
Rolnr.: 10031971 RL EXPL 22-12459
19 september 2022
Vonnis van de kantonrechter ex artikel 254 Rv in de zaak van:
de stichting Stichting Perspektief,
gevestigd te Delft,
eisende partij,
gemachtigde: mr. F. van der Hoek,
tegen
[bewindvoerder] , handelende onder naam [naam eenmanszaak] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [betrokkene] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. T. Venneman,
toevoeging afgegeven onder nummer [nummer toevoeging] .
Partijen worden hierna aangeduid als “Perspektief”, “ [bewindvoerder] ” en “ [betrokkene] .

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 29 augustus 2022;
- de conclusie van antwoord;
- de overgelegde producties.
1.2.
Op 5 september 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij zijn namens eisende partij verschenen [naam 1] en [naam 2] bijgestaan door de gemachtigde. [bewindvoerder] en [betrokkene] zijn in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Perspektief heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
1.3.
Hierna is het vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet (voldoende gemotiveerd) weersproken staat het volgende vast.
2.1.
Perspektief heeft als doelstelling het bieden van hulp bij wonen, werken en vrijetijdsbesteding aan mensen die voor kortere of langere tijd ondersteuning nodig hebben. [betrokkene] is cliënt van Perspektief.
2.2.
Tussen Perspektief en [betrokkene] is een zorgplan opgesteld. Hierin is vermeld, voor zover relevant:
“Dit zorgplan is geldig van maandag 21 februari 2022 tot en met zaterdag 20 augustus 2022. Het zorgplan is besproken met cliënt/vertegenwoordiger en deze is akkoord.”
In het plan van acht pagina’s zijn doelstellingen opgenomen op verschillende leefgebieden, zoals Activiteiten dagelijks leven, Financiën, Geestelijke gezondheid, Psychosociale problematiek, Huiselijke relatie, Huisvesting, Justitie, Lichamelijke gezondheid, Sociaal netwerk, Tijdsbesteding, Verslaving. Onder meer is opgenomen:
“(…)
Het lukt mij niet zelf regie te voeren over mijn huishouden (…). Wekelijks komt mijn woonbeleider langs om mij te ondersteunen (…)
Ik hou mij aan de gemaakte afspraken en stel mij open op richting de begeleiding. (…)
De regie over huishouden wordt door begeleider overgenomen. (…)
Op 3 augustus 2021 heeft er een incident plaatsgevonden op de woonvoorziening waar ik berokken bij ben geweest. Ik ben onder toezicht gesteld. Ik heb meldplicht bij de reclassering en bij aangemeld bij de Waag waar ik mij open moet stellen voor behandelingen. (…) Voordat ik kan starten met trainingen voor emotieregulatie moet ik mij laten behandelen voor mijn verslaving. (…) Als ik niet meewerk aan emotieregulatie (training de Waag) kan ik mijn woning kwijtraken. (…).
Ik woon in een beschermde woonvoorziening, ik houd mij aan de locatiegebonden afspraken (…).
In het verleden heb ik weleens voor overlast gezorgd (…). Ik zorg niet voor overlast. Mocht ik toch teveel gedronken hebben en zorg ik voor overlast dan spreken mijn begeleiders mij hierop aan en krijg ik een gesprek met mijn begeleider en teamleider. Dit kan consequenties hebben voor mijn verblijf.” (…)
2.3.
Tussen partijen bestaat met ingang van 4 april 2022 een huurovereenkomst met betrekking tot de woning staande en gelegen aan de [adres 1] te [plaats] . In de huurovereenkomst is onder meer opgenomen:
1.1. “
“Verhuurder heeft als statutaire doelstelling (mensen met problemen op verschillende levensgebieden uit de regio [regio] opvangen, ondersteunen en begeleiden (zowel extramuraal als semi-muraal) (…).
1.2.
Verhuurder voert haar doelstelling uit door het bieden van opvang en begeleiding aan cliënten. Verhuurder heeft woonruimte in eigendom of huur woonruimte van derde partijen met het doel die woonruimte tijdelijk in (onder)-huur aan haar cliënten ter beschikking te stellen. Aan de (onder)-huur is onder meer verbonden dat verhuurder woonbegeleiding biedt met doel om de cliënt een zo zelfstandig mogelijk bestaan met betrekking tot wonen, werken en welzijn te laten leiden”. (…)
1.3.
Cliënt ontvang begeleiding op basis van een separatie zorg- of begeleidingsovereenkomst tussen verhuurder en cliënt. (…)
1.4. (…)
(…) bij het aangaan van de overeenkomst is de duur van het verblijf nog niet te bepalen. De duur van de overeenkomst hangt onder meer af van een relevante zorgvraag van de cliënt aan verhuurder.
1.5. (…)
(…) Het verblijf van cliënt is tijdelijk van aard, overeenkomstig de doelstelling van verhuurder en de positie van cliënt. Cliënt huurt de woning dan ook niet als reguliere woonconsument, maar als cliënt van de zorgorganisatie en uitsluitend in het kader van woonbegeleiding.
1.6.
De duur van de overeenkomst is verbonden aan de termijn van de in artikel 1.3 vermelde zorg- of begeleidingsovereenkomst. (…)
4.3.
Verhuurder is gerechtigd de huurovereenkomst op te zeggen: (…)
4.3.2 (…)
wanneer de zorg- of begeleidingsovereenkomst door de verhuurder is opgezegd.(…)”
2.4.
Tussen Perspektief en [betrokkene] is een zorgplan opgesteld. Hierop is vermeld, voor zover relevant
:
Dit zorgplan is geldig van maandag 21 februari 2022 tot en met zaterdag 20 augustus 2022. Het zorgplan is besproken met cliënt/vertegenwoordiger en deze is akkoord.
In het plan van acht pagina’s zijn doelstellingen opgenomen op verschillende leefgebieden, zoals Activiteiten dagelijks leven, Financiën, Geestelijke gezondheid, Psychosociale problematiek, Huiselijke relatie, Huisvesting, Justitie, Lichamelijke gezondheid, Sociaal netwerk, Tijdsbesteding, Verslaving. Onder meer is opgenomen:
“(…)
Het lukt mij niet zelf regie te voeren over mijn huishouden (…). Wekelijks komt mijn woonbeleider langs om mij te ondersteunen (…)
Ik hou mij aan de gemaakte afspraken en stel mij open op richting de begeleiding. (…)
De regie over huishouden wordt door begeleider overgenomen. (…)
Op 3 augustus 2021 heeft er een incident plaatsgevonden op de woonvoorziening waar ik betrokken bij ben geweest. Ik ben onder toezicht gesteld. Ik heb meldplicht bij de reclassering en ben aangemeld bij de Waag waar ik mij open moet stellen voor behandelingen. (…) Voordat ik kan starten met trainingen voor emotieregulatie moet ik mij laten behandelen voor mijn verslaving. (…) Als ik niet meewerk aan emotieregulatie (training de Waag) kan ik mijn woning kwijtraken. (…).
Ik woon in een beschermde woonvoorziening, ik houd mij aan de locatiegebonden afspraken (…).
In het verleden heb ik weleens voor overlast gezorgd (…). Ik zorg niet voor overlast. Mocht ik toch te veel gedronken hebben en zorg ik voor overlast dan spreken mijn begeleiders mij hierop aan en krijg ik een gesprek met mijn begeleider en teamleider. Dit kan consequenties hebben voor mijn verblijf.” (…)”
2.5.
Voorafgaand aan de huur op de [adres 1] heeft Perspektief woonruimte verhuurd aan [betrokkene] op een andere locatie, de [adres 2] te [plaats] . Perspektief heeft [betrokkene] tijdens zijn verblijf op die locatie op 23 juli 2019 een eerste officiële waarschuwing gegeven. In de waarschuwingsbrief is vermeld dat deze waarschuwing volgt na drankmisbruik en agressie jegens medewerkers. Bij brief van 22 april 2020 heeft Perspektief een tweede officiële waarschuwing gegeven. In de brief is vermeld dat deze is gegeven wegens drankmisbruik en een bedreiging me de dood aan een medewerker. Op 5 augustus 2021 heeft [betrokkene] een waarschuwingsbrief gekregen. Hierin is vermeld dat deze is gegeven naar aanleiding van verbaal en non-verbaal agressief gedrag naar medewerkers op 3 augustus 2021 waarbij de inzet van politie nodig was.
2.6.
Op 8 juli 2022 heeft Perspektief aan [betrokkene] de derde officiële waarschuwing gegeven. In de brief is vermeld, voor zover relevant:

In deze brief deel ik u mee dat uw zorg vanuit Perspektief beëindigd zal worden. Dat doe ik naar aanleiding van uw verbale agressie die u op 28 juni 2022 heeft geuit richting medewerkers en bewoners van Perspektief. Op 21 april 2022 heeft er een multidisciplinair overleg plaatsgevonden waarin met u is besproken dat u meerdere waarschuwingen heeft gekregen binnen Perspektief. Bij een eerstvolgende officiële waarschuwing zou uw zorg beëindigd worden. U krijgt van mij een derde officiële waarschuwing voor uw verbale agressie op 28-6-2022, daarnaast blijft u zich structureel niet begeleidbaar opstellen en u houdt zich niet aan de gemaakte afspraken. (…) De huur van de woning wordt bij deze opgezegd tegen 1 augustus 2022, op grond van art. 1.6 van de huurovereenkomst en op grond van 7:213 BW, omdat u zich niet als een goed huurder gedraagt.”
2.7.
[betrokkene] heeft niet ingestemd met de opzegging van de huurovereenkomst.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
Perspektief vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van
voorlopige voorziening, [bewindvoerder] als bewindvoerder van [betrokkene] wordt veroordeeld de woning aan de [adres 1] te [plaats] met alle zich daarin vanwege [betrokkene] zich bevindende personen en zaken, binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en deze onder afgifte van de sleutels en al hetgeen daartoe behoort ter vrije beschikking van Perspektief te stellen, met veroordeling van [bewindvoerder] in de (na)kosten van het geding.
3.2.
Perspektief legt primair aan deze vordering ten grondslag dat zij de zorgovereenkomst rechtmatig heeft beëindigd. De huurovereenkomst is ondergeschikt aan de zorgovereenkomst, gelet op het doel waarmee de woning is verhuurd aan [betrokkene] . Subsidiair is een beroep op opzeggingsbescherming te beschouwen als strijdig met de redelijkheid en billijkheid. Meer subsidiair heeft [betrokkene] zich niet als goed huurder gedragen c.q. is hij de zorg- en huurovereenkomst toerekenbaar niet nagekomen.
3.3.
[bewindvoerder] voert gemotiveerd verweer tegen de vordering. Op het verweer wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

4.Beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Voldoende is gebleken dat Perspektief een spoedeisend belang heeft bij de vordering, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vordering. Haar belang bestaat eruit dat zij de woning op korte termijn beschikbaar wil hebben voor een andere cliënt van Perspektief. Daarnaast veroorzaakt [betrokkene] volgens Perspektief overlast, waar een einde aan dient te komen. Ook dat maakt dat vordering naar zijn aard spoedeisend is.
4.2.
Inhoudelijk stelt de kantonrechter voorop dat het hier gaat om een voorlopige voorziening. Gelet op de ernstige gevolgen van een ontruiming voor [betrokkene] , is voor toewijzing van de ontruiming in kort geding vereist dat het hoogstwaarschijnlijk is dat de bodemrechter desgevraagd de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming zal toewijzen. Voor het antwoord op de vraag of aan deze eis is voldaan, is het volgende van belang.
Beëindiging huurovereenkomst
4.3.
[betrokkene] voert als verweer tegen de primaire grondslag dat de huur niet is geëindigd, omdat het einde van de zorgovereenkomst geen wettelijke opzeggrond is als bedoeld in artikel 7:274 BW, zodat daarmee de huur niet kan eindigen. In de overeenkomst wordt weliswaar gewezen op een zorgovereenkomst, maar verder betreft het een reguliere huurovereenkomst met de gebruikelijke bepalingen. Daarnaast is volgens [betrokkene] de huurovereenkomst niet onlosmakelijk verbonden aan een zorgovereenkomst. Het zorgplan dateert van 21 februari 2022 en ziet op de woning aan de [adres 2] en niet op de huidige woning. Als er al sprake is van een koppeling van de huurovereenkomst met het zorgplan, dan overheerst in deze het huurelement. De zorg behelst enkel wat begeleidende gesprekken en is dus zeer beperkt. Er is geen dagelijkse zorg en geen financiële dienstverlening. De huurovereenkomst betreft dus geheel althans hoofdzakelijk afspraken over het huren van een zelfstandige woning. Nu het een reguliere huurovereenkomst betreft heeft [betrokkene] recht op huurbescherming. Het einde van het zorgplan kan er onder de genoemde omstandigheden niet toe leiden dat de huurovereenkomst eindigt. Daarnaast speelt mee dat de zorg is beëindigd op basis van oudere incidenten, [betrokkene] stelt deze waarschuwingen niet te hebben ontvangen en bovendien zagen deze op de woning op de [adres 2] , waardoor ze met onderhavige huurovereenkomst niets te maken hebben. Tenslotte betwist [betrokkene] op 28 juni 2022 bedreigingen te hebben geuit.
4.4.
De kantonrechter begrijpt dit verweer aldus dat a. betwist wordt dat er sprake is van een gemengde overeenkomst waarin het zorgelement overheersend is en b. dat voor zover dat wel zo is, Perspektief de zorgovereenkomst – en dus de huurovereenkomst- niet had mogen opzeggen. De kantonrechter zal op deze vragen achtereenvolgens ingaan.
Is sprake van een gemengde overeenkomst waarin het zorgelement overheersend is?
4.5.
Niet in geschil is dat de huurovereenkomst met [betrokkene] door Perspektief is aangegaan uitsluitend in verband met het feit dat Perspektief zorg verleent aan [betrokkene] . Evenmin is in geschil dat aard en inhoud van de zorg die Perspektief verleent is vastgelegd in het zorgplan. Dat de door Perspektief overgelegde versie van het zorgplan d.d. 29 april 2022 niet gekoppeld is aan de woning aan de [adres 1] , is door Perspektief ter zitting weersproken. De inhoud van het zorgplan is met de overgang naar de woning aan de [adres 1] onveranderd gebleven en loopt door tot augustus 2022. De zorg die Perspektief verleent is dus hetzelfde, met dien verstande dat de woning aan de [adres 1] op 1 minuut lopen is van het hoofdgebouw van Perspektief, aldus Perspektief. [betrokkene] heeft dit niet gemotiveerd weersproken, zodat de kantonrechter concludeert dat onder de zorgovereenkomst in het huurcontract het zorgplan wordt aangeduid.
4.6.
Daarmee is tussen partijen sprake van een gemengde overeenkomst: een huurovereenkomst met betrekking tot zelfstandige woonruimte in combinatie met een zorgverleningsovereenkomst, hetgeen een overeenkomst van opdracht is in de zin van artikel 7:400 BW. Uit artikel 6:215 BW volgt dat de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op de bijzondere overeenkomsten naast elkaar van toepassing zijn, tenzij die bepalingen onverenigbaar zijn of de strekking van die bepalingen in verband met de aard daarvan zich daartegen verzet. In dat geval dient voor het bepalen van toepasselijke wettelijke regels te worden vastgesteld welk element overheersend is in de overeenkomst, het huur- of zorgelement. Overheerst het zorgelement, dan blijven de wettelijke huurbepalingen, en dus ook de huurbescherming buiten toepassing.
4.7.
Welk element overheersend is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In dit geval volgt uit de bepalingen van de huurovereenkomst dat de huurovereenkomst met Perspektief is aangegaan met als doel [betrokkene] te begeleiden naar een zo groot mogelijke zelfstandigheid, eventueel resulterend in een eigen woning. De woning is met dat doel tijdelijk aan [betrokkene] onderverhuurd, in beginsel voor de duur van de zorgovereenkomst. In het zorgplan zijn gedetailleerde afspraken gemaakt over de begeleiding door Perspektief, de te behalen doelen, de dagelijkse gang van zaken in de woonbegeleiding en de consequenties als [betrokkene] zich niet aan de in plan vastgelegde afspraken rondom de zorg- en begeleiding houdt. Anders dan [betrokkene] stelt volgt uit het plan dat de begeleiding meer inhoudt dan af en toe een gesprekje. Deze gesprekken zijn wekelijks en naast de woonbegeleiding zijn er tal van andere (zorg)afspraken waar [betrokkene] zich aan moet houden in het kader van de begeleiding door Perspektief.
4.8.
Gelet op de bepalingen in de huurovereenkomst, de inhoud van het zorgplan en de feitelijke gang van zaken is de kantonrechter van oordeel dat het zorgelement het overheersend element is in de tussen Perspektief en [betrokkene] gesloten gemengde overeenkomst en dus dat de wettelijke huurbeschermingsbepalingen niet van toepassing zijn. Het verweer dat het beëindigen van de zorgovereenkomst geen wettelijke opzeggrond is wordt om deze reden eveneens verworpen.
Beëindiging zorgovereenkomst terecht?
4.9.
De kantonrechter overweegt dat in het verleden, te weten in 2019, 2020 en 2021 er diverse incidenten zijn geweest waarbij [betrokkene] betrokken was. In 2019 en 2020 heeft [betrokkene] een officiële waarschuwing gekregen van Perspektief. Naar aanleiding van een incident op 3 augustus 2021 heeft [betrokkene] een laatste kans gekregen om zich te verbeteren en het verblijf aan de [adres 2] te behouden. Dat [betrokkene] van deze eerdere waarschuwingen niet op de hoogte zou zijn, wordt weerlegd door een door Perspektief voorafgaand aan de zitting overlegd overzicht van rapportages met betrekking tot [betrokkene] . Hierin is vermeld dat [betrokkene] tijdens een gesprek op 12 mei 2022 begon over zijn officiële waarschuwingen en wilde dat deze verdwijnen. De kantonrechter is van oordeel dat Perspektief deze eerdere waarschuwingen heeft mogen laten meewegen bij het beëindigen van de huurovereenkomst op de [adres 1] , nu deze zien op gelijksoortige incidenten tegen het personeel van Perspektief.
4.10.
De kantonrechter acht ook voldoende aannemelijk dat op 28 juni 2022 een nieuw incident heeft plaatsgevonden waarbij [betrokkene] zich verbaal en fysiek agressief heeft opgesteld tegen medewerkers van Perspektief. In het hiervoor genoemd overzicht rapportages is hierover, onder meer vermeld
:
Woonbegeleider, 28-06-202217:22:30:
Dhr. belde rond 4 uur de locatie en begon meteen te schreeuwen. Hij gaf aan dat hij een stanleymes in zijn handen heeft en hij de persoon die een scooter heeft wat aan gaat doen. Hij vertelde dat wij nu iets moeten doen en anders zou hij naar de locatie komen en zouden we zeker wat doen.
Woonbegeleider, 28-06-2022, 19:38:58
Dhr. belde aan en vroeg of we naar buiten konden komen. (…) Dhr. Verweet mijn collega omtrent het pandverbod en schold mijn collega uit, hij kwam agressief over op me, en was schijnbaar aangeschoten. Dhr. werd op een gegeven ogenblik dreigen en handtastelijk, duwde mijn collega en mij en stond op ongeveer 10 cm afstand van ons. Dhr. verhief zijn stem en schold continu, hij was helaas niet voor rede vatbaar. Vervolgens maakte dhr. een beweging alsof hij mijn collega wilde aanvallen, (…) hij dreigde om de inhoud van het blikje over me heen te gooien als ik gaan afstand zou houden (…)”
Pb’er 30 juni 2022
(…) Hij gaf aan dat hij dingen eruit gooit zonder er bij na te denken. Verder vond hij dat hij niet tot actie was gekomen, maar het enkel bij woorden hield.”
Ter zitting heeft [betrokkene] op vragen van de kantonrechter verklaard dat zijn woorden zijn verdraaid, maar dat hij wel heeft gezegd dat hij de jongen van de scooter wat aan wilde doen en ook dat hij boos was en een foto van een stanleymes heeft laten zien aan een medewerker van Perspektief. De kantonrechter acht, gelet op deze verklaring en hetgeen door medewerkers van Perspektief is genoteerd, voldoende aannemelijk dat [betrokkene] heeft gedreigd met een stanleymes naar de locatie van Perspektief te komen.
4.11.
Gelet op de eerdere waarschuwingen, de afspraken in het zorgplan over het zich netjes gedragen jegens de medewerkers van Perspektief acht de kantonrechter het begrijpelijk dat het incident op 28 juni 2022 voor Perspektief aanleiding is geweest een derde waarschuwing te geven en dus de zorg aan [betrokkene] te beëindigen.
4.12.
Gelet op bepaling 4.3.2 is het beëindigen van de zorg een grond voor Perspektief om ook de huurovereenkomst met betrekking tot de [adres 1] te [plaats] op te zeggen.
4.13.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. [betrokkene] zal bij een ontruiming niet op straat komen te staan. Perspektief biedt immers 24/7 opvang waar [betrokkene] terecht kan. Gelet daarop weegt het belang van Perspektief om deze woning aan te kunnen bieden aan een andere cliënt die daarvoor in aanmerking komt zwaarder dan het belang van [betrokkene] bij het behoud van de woning.
4.14.
Het voorgaande betekent dat de kantonrechter het hoogst aannemelijk acht dat in een eventueel te voeren bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden. Perspektief heeft voorts voldoende zwaarwegend belang om, vooruitlopend daarop, de woning weer tot haar beschikking te krijgen. De kantonrechter zal de ontruimingsvordering daarom toewijzen. Nu de vordering op de primaire grondslag toewijsbaar is, komt de kantonrechter aan bespreking van de verweren tegen de (meer) subsidiaire grondslag niet toe.
4.15.
[bewindvoerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze worden begroot op
  • € 128,-- griffierecht
  • € 125,03 explootkosten
  • € 747,-- gemachtigden salaris.
Op de dagvaarding is voorts als kostenpost nog vermeld: Informatiekosten € 25,00 excl. BTW. Nu de kantonrechter, bij gebrek aan toelichting door de deurwaarder, niet kan vaststellen waar deze kosten betrekking op hebben, zijn deze kosten niet toewijsbaar.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

5.Beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt [bewindvoerder] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [betrokkene] om de woning aan de [adres 1] [plaats] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis met al wie en al wat zich daarin van de zijde van [betrokkene] bevindt te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Perspektief te stellen;
- veroordeelt [bewindvoerder] in voornoemde hoedanigheid in de kosten van de procedure, tot hiertoe aan de zijde van Perspektief vastgesteld op € 1.000,03, waarvan € 747,-- aan salaris voor de gemachtigde van Perspektief;
- veroordeelt [bewindvoerder] in voornoemde hoedanigheid tot betaling van € 124,-- aan nasalaris, voor zover Perspektief daadwerkelijk nakosten zal maken, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis.
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. S.L.M. Staals en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2022.