ECLI:NL:RBDHA:2022:10724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/22/603 - 606
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een faillissementsprocedure met betrekking tot een problematische schuldensituatie

In deze zaak hebben de heer en mevrouw [verzoekers01] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan hun schuldeisers, omdat zij in een problematische schuldensituatie verkeren. De heer en mevrouw [verzoekers01] hebben een schuldenlast van € 151.867,90, verdeeld over 16 schulden aan 11 schuldeisers. Ondanks hun pogingen om een minnelijke regeling te treffen, hebben verschillende schuldeisers, waaronder ABN AMRO Bank N.V. en Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg, geweigerd in te stemmen met het aangeboden akkoord. Dit akkoord hield in dat een deel van de vorderingen zou worden voldaan en het resterende deel zou worden kwijtgescholden.

De rechtbank heeft de verzoeken van de heer en mevrouw [verzoekers01] behandeld op een zitting op 29 september 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door mr. J-M.F. Honders, die als advocaat is ingeschreven. De rechtbank heeft vervolgens een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat het onredelijk zou zijn voor de schuldeisers om in te stemmen met de aangeboden regeling. De rechtbank heeft het verzoek om een dwangakkoord toegewezen, omdat het voorstel het maximaal haalbare was en de belangen van de verzoekers zwaarder wogen dan die van de weigerende schuldeisers.

De rechtbank heeft ook het verzoek van de heer en mevrouw [verzoekers01] om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen, omdat het dwangakkoord werd toegewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/633996 / FT RK 22/603 en FT RK 22/604
C/09/633999 / FT RK 22/605 en FT RK 22/606
vonnis van 6 oktober 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
[verzoeker01],
en
[verzoeker02],
beiden wonende te [woonplaats01] ,
hierna: de heer en mevrouw [verzoekers01] ,
tegen

1.ABN AMRO Bank N.V.,

gevestigd te Amsterdam,
2.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg,
gevestigd te Groningen,
vertegenwoordigd door Syncasso Rotterdam,
3.
Hiltermann Lease B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
vertegenwoordigd door VD&P Juristen,
4.
Hoist Finance AB,
gevestigd te Stockholm, Zweden,
vertegenwoordigd door AGIN Timmermans,
5.
Gemeente Den Haag,
zetelend te Den Haag,
6.
CapitalBox AB,
gevestigd te Stockholm, Zweden,
vertegenwoordigd door Trust and Law Incassoservices B.V.
7.
OHRA Zorgverzekeringen,
gevestigd te Tilburg,
hierna: verweersters.
Waar deze zaak over gaat
De heer en mevrouw [verzoekers01] bevinden zich in een problematische schuldensituatie. Zij hebben een voorstel gedaan aan hun schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeisers wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, hebben de heer en mevrouw [verzoekers01] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer en mevrouw [verzoekers01] hebben de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 151.867,90 verdeeld over 16 schulden aan 11 schuldeisers. Het is de heer en mevrouw [verzoekers01] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Een eerder verzoek tot een dwangakkoord is door deze rechtbank afgewezen omdat niet werd voldaan aan de door de wet daaraan gestelde eisen. Met behulp van mr. J-M.F. Honders hebben de heer en mevrouw [verzoekers01] vervolgens opnieuw een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 2,86 % en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 1,43 %, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
ABN AMRO Bank N.V. is niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer en mevrouw [verzoekers01] hebben een schuld aan ABN AMRO Bank N.V. van € 56.638,42, dat is 37,29% van de totale schuldenlast.
1.3.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg is ook niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer en mevrouw [verzoekers01] hebben een schuld aan Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg van € 4.964,66, dat is 3,27% van de totale schuldenlast.
1.4
Hiltermann Lease B.V. is ook niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer en mevrouw [verzoekers01] hebben een schuld aan Hiltermann Lease B.V. van € 14.824,50, dat is 9,76% van de totale schuldenlast.
1.5
Hoist Finance AB is ook niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer en mevrouw [verzoekers01] hebben een schuld aan Hoist Finance AB van € 6.509,77, dat is 4,29% van de totale schuldenlast.
1.6
Gemeente Den Haag is ook niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer en mevrouw [verzoekers01] hebben een schuld aan Gemeente Den Haag van € 1.117,98, dat is 0,74% van de totale schuldenlast.
1.7
CapitalBox AB is ook niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer en mevrouw [verzoekers01] hebben een schuld aan CapitalBox AB van € 6.388,68, dat is 4,21% van de totale schuldenlast.
1.8
OHRA Zorgverzekeringen tenslotte, is ook niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer en mevrouw [verzoekers01] hebben een schuld aan OHRA Zorgverzekeringen van € 5.721,73, dat is 3,77% van de totale schuldenlast.
1.9
De overige vijf schuldeisers hebben (voor negen verschillende vorderingen) het aanbod aanvaard.
1.1
Om tot een oplossing voor hun schulden te komen hebben de heer en mevrouw [verzoekers01] op 19 augustus 2022 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats verzoeken zij de rechtbank om verweersters te dwingen mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, verzoeken zij te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer en mevrouw [verzoekers01] zijn behandeld op de zitting van 29 september 2022. Op deze zitting verschenen:
- de heer [verzoeker01] , mede namens mevrouw [verzoeker02] , bijgestaan door mr. J-M.F. Honders;
- de heer [naam01] namens Hiltermann Lease B.V., bijgestaan door mr. P. Veuger;
- de heer [naam02] , tolk.
2.2.
Gemeente Den Haag, CapitalBox AB en OHRA Zorgverzekeringen zijn opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen en hebben ook schriftelijk geen verweer gevoerd tegen het verzoek.
2.3.
ABN AMRO, Stichting Bedrijfspensioenfonds en Hoist Finance en Hiltermann Lease B.V. hebben (ook) schriftelijk verweer gevoerd.

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer en mevrouw [verzoekers01] stellen dat het onredelijk is dat verweersters het aanbod niet aanvaarden. Volgens hen hebben zij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan hun schuldeisers aan te bieden en kunnen zij niet meer aanbieden dan zij hebben gedaan.
3.2.
ABN AMRO stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om de volgende redenen. Zij heeft twijfels of het gedane voorstel het maximaal haalbare betreft nu de hoogte hiervan gebaseerd is op enkel een fulltime dienstverband van de heer [verzoeker01] . Zij ziet onvoldoende onderbouwd waarom mevrouw [verzoeker02] geen deel zou kunnen nemen aan de arbeidsmarkt. Daarnaast is ABN AMRO van mening dat er geen sprake is van een voldoende dan wel betrouwbaar voorstel nu het haar niet duidelijk is of er sprake is van een onafhankelijke hernieuwde beoordeling door de schuldhulpverlener, er twijfels zijn over de inspanningen en moraliteit van verzoekers en de rekening van de heer [verzoeker01] een bijzonder verloop kent waar geen informatie dan wel toelichting op is gegeven.
3.3
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om de volgende redenen. Zij betwist dat advocatenkantoor Citylex behoort tot één van de categorieën zoals genoemd in artikel 48 lid 1 van de Wet op het consumentenkrediet. Daarnaast is de schuld aan haar niet te goeder trouw ontstaan nu de heer [verzoeker01] zijn personeel na vele verzoeken en sommaties pas in september 2019 heeft aangemeld. Stichting Bedrijfspensioenfonds heeft daardoor de pensioenpremies over de jaren 2017 tot en met 2019 met terugwerkende kracht moeten vaststellen. Verder betwist zij dat het maximaal haalbare aanbod is gedaan nu er niet van uit kan worden gegaan dat mevrouw [verzoeker02] blijvend volledig arbeidsongeschikt is.
3.4
Hiltermann Lease B.V. stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om de volgende redenen. Zij stelt dat de heer [verzoeker01] een schuld is aangegaan terwijl er gelet op het inkomen dan wel vermogen van verzoekers geen uitzicht was op aflossing daarvan. Blijkens informatie die verweerster van de schuldhulpverlener heeft ontvangen, ontvangt mevrouw [verzoeker02] sinds 2017 een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Daarnaast is er geconstateerd dat de heer [verzoeker01] in zijn eenmanszaak in korte tijd een schuld heeft opgebouwd van ruim
€ 100.000,00.
3.5
Hoist Finance AB stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om de volgende redenen. Zij stelt niet in bezit gesteld te zijn van het volledige verzoekschrift met de daarbij behorende producties. Daarnaast hebben verzoekers zich niet actief en constructief opgesteld om tot een passende oplossing te komen. Verzoekers reageerden niet op correspondentie van verweerster waardoor de schuld onnodig hoger is opgelopen.
3.6
CapitalBox AB, Gemeente Den Haag en OHRA Zorgverzekeringen hebben hun standpunt niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank wijst het verzoek van de heer en mevrouw [verzoekers01] om een dwangakkoord op te leggen toe. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
4.2.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds heeft betoogd dat de heer en mevrouw [verzoekers01] niet ontvankelijk zijn in hun verzoek omdat het minnelijk traject niet is uitgevoerd door een schuldhulpverlener die valt onder artikel 48 lid 1 van de Wet op het Consumentenkrediet. Dit verweer gaat niet op. Het minnelijk traject is uitgevoerd door mr. J-M.F. Honders die als advocaat staat ingeschreven en wel valt onder art. 48 WCK.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.3.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat verweersters weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Bevoegde instantie
4.4.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door mr. J-M.F. Honders, werkzaam als advocaat bij advocatenkantoor Citylex. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.5.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich drie jaar lang maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.6.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoekers zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
De heer en mevrouw [verzoekers01] hebben het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.7.
Het voorstel dat de heer en mevrouw [verzoekers01] aan hun schuldeisers hebben gedaan, is in de gegeven omstandigheden het maximaal haalbare. Het voorstel wordt gefinancierd door familie, omdat er op basis van het gezinsinkomen geen afloscapaciteit is. Het gezinsinkomen wordt uitsluitend gevormd door de heer [verzoeker01] . Gelet op de huidige afstand tot de arbeidsmarkt van mevrouw [verzoeker02] – zij heeft onder meer geen startkwalificatie, geen eerdere werkervaring en is de Nederlandse taal niet machtig – is het niet aannemelijk de afloscapaciteit in de nabije toekomst zal toenemen als zij erin slaagt een baan te vinden. Bij stijging van het gezamenlijk inkomen door werk zullen immers de toeslagen verminderen, zodat de afloscapaciteit niet toeneemt. Daar komt bij dat in die situatie er ook kosten gemaakt moeten worden voor kinderopvang. Een zodanige toename van het gezamenlijk inkomen dat de afloscapaciteit de komende drie jaar – ondanks lagere of geen toeslagen en ondanks kosten voor kinderopvang – wél toeneemt, is gelet op het voorgaande niet realistisch. Een beter voorstel is op dit moment dan ook niet mogelijk.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.8.
De vorderingen van verweersters bedragen met 63,33% een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast. Dat brengt aan de ene kant mee dat niet snel kan worden geoordeeld dat het onredelijk is dat verweersters hebben geweigerd met de schuldregeling in te stemmen. Tegelijk kent de wet niet een bijzondere positie toe aan schuldeisers die (gezamenlijk) een groot deel van de schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank kan dus het dwangakkoord ook toewijzen wanneer de weigerende schuldeisers het grootste deel van de schuldenlast vertegenwoordigen. In dit geval is ook van belang dat de schuldeisers met een meerderheid van het aantal schulden (namelijk 9 van de 16 schulden), die samen (ruim) 36,67% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, wél met de aangeboden regeling hebben ingestemd.
4.9.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hogere kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft in dit geval geenuitkering voor de schuldeisers over. Het aangeboden akkoord wordt op korte termijn aan de schuldeisers overgemaakt, zodat zij het dossier kunnen sluiten.
Overige verweren
4.10.
ABN AMRO heeft nog aangevoerd dat er twijfels zijn over de inspanningen en moraliteit van verzoekers en dat de rekening van de heer [verzoeker01] een bijzonder verloop kent. Zij laat evenwel na deze twijfels en vaststelling te onderbouwen. Ook het verweer van Hiltermann Lease B.V. komt er op neer dat zij twijfelt aan de moraliteit van verzoekers. Op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat de heer [verzoeker01] aanvankelijk te maken heeft gehad met tegenvallende bedrijfsresultaten, gevolgd door de nodige persoonlijke tegenslag waardoor hij zijn verplichtingen jegens de schuldeisers al snel niet meer na heeft kunnen komen. Deze omstandigheden staan, naar het oordeel van de rechtbank, evenwel niet in de weg aan de redelijkheid van het aangeboden akkoord. Het verweer treft dus geen doel.
4.11
Stichting Pensioenfonds heeft zich op het standpunt gesteld dat haar vordering niet te goeder trouw is ontstaan. Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank dat de zogenaamde ‘goede trouw-toets’ van toepassing is bij een verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling. Een schuld die niet te goeder trouw is ontstaan, staat aan toelating tot die regeling in de weg, tenzij een geslaagd beroep op de hardheidsclausule wordt gedaan. Bij de vraag of een aangeboden akkoord dwingend kan worden opgelegd, dient de rechtbank een belangenafweging te maken tussen de belangen van de weigerende schuldeiser(s) en de belangen van zowel verzoeker(s) zelf als die van de overige schuldeiser(s). De goede trouw toets zoals deze bij toelating tot de schuldsanering wordt toegepast, is in dit verband niet aan de orde. De stelling dat haar vordering niet te goeder trouw is ontstaan, leidt zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – niet tot het oordeel dat de belangen van Stichting Pensioenfonds zwaarder moeten wegen dan de overige belangen. De rechtbank gaat daarom ook aan dat verweer voorbij.
4.12.
Hoist Finance, tenslotte, heeft aangevoerd dat zij niet in bezit is gesteld van het volledige verzoekschrift met de daarbij behorende producties. Daarnaast hebben verzoekers zich niet actief en constructief opgesteld om tot een passende oplossing te komen. Verzoekers reageerden niet op correspondentie van verweerster waardoor de schuld onnodig hoger is opgelopen. Uit de – niet nader onderbouwde – verweren van Hoist Finance volgt niet dat deze ertoe moeten leiden dat de belangen van Hoist Finance in vergelijking met de andere belangen die aan de orde zijn, van doorslaggevend belang dienen te zijn. De verweren gaan dan ook niet op.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.13.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt toegewezen, hebben de heer en mevrouw [verzoekers01] geen belang meer bij hun verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt ABN AMRO Bank N.V., Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg, Hiltermann Lease B.V., Hoist Finance AB, Gemeente Den Haag, CapitalBox AB en OHRA Zorgverzekeringen in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is de beslissing van mr. R.G.C. Veneman, rechter, in samenwerking met R.D.A. Babulall-Oemrawsingh, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.