ECLI:NL:RBDHA:2022:10717

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.13073
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Tamil uit Sri Lanka na deelname aan demonstraties

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tamil uit Sri Lanka, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De eiser, die in Nederland verblijft, heeft meerdere asielaanvragen ingediend, waarvan de meeste zijn afgewezen. De rechtbank behandelt de vijfde aanvraag, die is ingediend op 30 november 2021, waarin de eiser stelt dat hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Sri Lanka vanwege zijn deelname aan demonstraties en de Heldendag. De rechtbank oordeelt dat de deelname aan deze demonstraties niet voldoende is om aan te nemen dat de eiser een fundamentele politieke overtuiging heeft. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten staat en dat zijn verklaringen over zijn politieke betrokkenheid te algemeen en oppervlakkig zijn. De rechtbank concludeert dat de vrees van de eiser voor vervolging bij terugkeer niet is onderbouwd met bewijs en dat de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel daarom ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13073

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Hol),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 1 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om voorlopige voorziening onder zaaknummer NL22.13074, op 14 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S.I.S. Ratnavelayutham. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en van Sri Lankaanse nationaliteit te zijn.
2. Eiser is, naar eigen zeggen, op 10 januari 2011 Nederland ingereisd. Hij heeft de afgelopen jaren meerdere asielaanvragen ingediend, die door verweerder steeds zijn afgewezen.
Eerdere aanvragen
3. Op 8 maart 2011 heeft eiser zijn eerste asielaanvraag ingediend. Eiser heeft als reden van vertrek verklaard dat hij in Sri Lanka werkte als chauffeur en dat hij in de nacht van 20 november 2010 drie passagiers naar de luchthaven moest vervoeren, van wie bleek dat ze tot de verzetsbeweging LTTE (Liberation Tigers of Tamil Eelam) behoorden. Eiser is bij het checkpoint van het vliegveld aangehouden door soldaten van het leger. Eiser heeft bij het checkpoint verklaard dat hij de mannen kende. Daarop is hij tot 16 december 2010 gedetineerd geweest, waarbij hij is mishandeld. Op 16 december 2010 is eiser vrijgelaten, nadat een familievriend losgeld zou hebben betaald. Hij vreest dat hij bij terugkeer naar zijn land wordt gedood vanwege de door hem gestelde problemen.
4. Aan de tweede aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Sri Lanka vreest te zullen worden gemarteld en gedetineerd, en dat hij nog niet hersteld is van zijn beenoperatie.
5. In de derde asielaanvraag heeft eiser aangevoerd dat de algemene veiligheidssituatie in Sri Lanka verslechterd is, in het bijzonder voor terugkerende Tamils. De risicofactoren moeten daarom opnieuw worden beoordeeld.
6. Bij de vierde asielaanvraag heeft eiser nader onderbouwd dat een ingediende asielaanvraag voor terugkerende Tamils een risicofactor vormt.
Huidige aanvraag
7. Op 30 november 2021 heeft eiser zijn vijfde asielaanvraag ingediend.
8. Eiser heeft aan deze opvolgende aanvraag ten grondslag gelegd dat hij op 23 juli 2021 heeft deelgenomen aan een demonstratie en dat dit bekend is bij de Sri Lankaanse autoriteiten. Hij heeft tijdens het gehoor opvolgende aanvraag verklaard dat hij in 2021 al drie keer aan demonstraties heeft deelgenomen.
9. Verweerder heeft de deelname van eiser aan de demonstraties op 24 juli 2021 en 3 september 2021 en de deelname aan de Heldendag op 27 november 2021 geloofwaardig geacht. De opvolgende aanvraag van eiser is evenwel afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat er bij eiser geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser algemeen en niet inzichtelijk heeft verklaard. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de Sri Lankaanse autoriteiten op de hoogte zijn van zijn deelname aan de demonstraties of dat hij op andere wijze in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten is geraakt.
10. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen, en voert daartoe het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte aangenomen dat er bij hem geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Hij heeft uitgebreid geschetst welke persoonlijke omstandigheden hem ertoe hebben bewogen om in Nederland actief te worden. Eiser wijst ook op de situatie van Tamils in Sri Lanka in het algemeen. Het is voor redelijk denkende mensen buiten twijfel dat feiten en omstandigheden als meegemaakt door eiser een mens aanzetten tot aversie en zelfs haat tegen zijn autoriteiten, waardoor die mens zich geroepen komt om hiertegen verweer te voeren en politiek actief te worden. De door hem geschetste omstandigheden hebben hem gevormd in die mate dat zij zijn ingeslepen in zijn karakter, levenshouding en identiteit. Dat dit gebeurd is, viel niet te vermijden en was ook niet te pareren.
Eiser heeft verder gewezen op de uitspraken van de Afdeling [1] van 16 februari 2022, waarbij prejudiciële vragen zijn gesteld over de uitleg van het begrip ‘politieke overtuiging’. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder een beslissing in zijn zaak had moeten aanhouden tot nadat de prejudiciële vragen zijn beantwoord.
De rechtbank oordeelt als volgt.
11. In de vorige asielprocedures is in rechte komen vast te staan dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Sri Lankaanse autoriteiten en dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De algemene situatie voor terugkerende Tamils in Sri Lanka is in die beoordelingen ook aan de orde geweest. De rechtbank gaat op die gestelde omstandigheden in deze uitspraak daarom niet opnieuw in en beperkt zich tot de politieke activiteiten die eiser in 2021 stelt te hebben ontplooid.
12. Verweerder heeft de aanvraag getoetst aan zijn beleid zoals geformuleerd in paragraaf C2/3.2 van de Vc [2] .
In die paragraaf is neergelegd dat de enkele omstandigheid dat eiser in zijn land van herkomst niet op dezelfde wijze uiting kan geven aan zijn politieke overtuiging als in Nederland onvoldoende aanleiding vormt om hem in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Verweerder weegt bij de beoordeling van de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in ieder geval mee:
 of er sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Verweerder beoordeelt of deze politieke overtuiging bijzonder belangrijk is voor de vreemdeling om zijn identiteit of morele integriteit te behouden;
 de wijze waarop de vreemdeling uiting heeft gegeven aan zijn politieke overtuiging, ongeacht of die activiteiten in het land van herkomst, in Nederland of elders hebben plaatsgevonden, en de wijze waarop hij voornemens is daar na terugkeer uiting aan te (blijven) geven;
 of hij eerder problemen heeft ondervonden van de zijde van de autoriteiten al dan niet vanwege zijn politieke overtuiging;
 of de wijze waarop hij uiting heeft gegeven of wenst te gaan geven aan zijn politieke overtuiging bij terugkeer zal leiden tot daden van vervolging; en
 of aannemelijk is dat de autoriteiten op de hoogte zijn geraakt van eerdere uitingen.
13. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat van een fundamentele politieke overtuiging bij eiser niet is gebleken. Verweerder heeft terecht voorop gesteld dat een fundamentele politieke overtuiging meer is dan alleen een politieke voorkeur of sympathie, en dat het ook om meer moet gaan dan het enkel verrichten van politieke activiteiten. De enkele aanwezigheid bij een aantal manifestaties in 2021 in Nederland en de gestelde deelname aan een WhatsApp-groep van Tamil Forum zijn dus op zich onvoldoende om een fundamentele politieke overtuiging aan ten nemen. Uit de verklaringen die eiser heeft afgelegd heeft verweerder terecht afgeleid dat de rol van eiser bij de manifestaties zeer marginaal was. Verweerder heeft daarbij terecht opgemerkt dat uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij daar geen sterke organisatorische of publiekelijke rol heeft vervuld en dat eiser ook geen andere activiteiten heeft verricht die in verbinding staan met het opkomen voor en het eren van de Tamilbevolking. Verweerder heeft eiser voorts kunnen tegenwerpen dat hij onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat zijn motivatie is om zich in te zetten voor Tamils. Verweerder wordt gevolgd in zijn overwegingen dat de verklaringen van eiser over zijn motivatie voor deelname aan de demonstraties op 24 juli en 3 september 2021 algemeen en oppervlakkig van aard zijn. Zo heeft eiser bijvoorbeeld verklaard dat hij zelf Tamil is, dat hij de volgende generatie wil beschermen en dat hij het belangrijk vindt om overleden Tamils te eren omdat zij een eigen staat wilden stichten. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser daarmee onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom zijn betrokkenheid bij de demonstraties voor hem persoonlijk zo belangrijk is. Verweerder heeft tevens kunnen meewegen dat eiser met de deelname aan de demonstraties en de Heldendag pas in Nederland in 2021 actief is geworden, althans dat eiser eerdere betrokkenheid niet aannemelijk heeft gemaakt.
Prejudiciële vragen
14. Aangezien, gelet op het voorgaande, van een fundamentele politieke overtuiging niet is gebleken, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen die de Afdeling hierover op
16 februari 2022 [3] aan het HvJEU [4] heeft gesteld, zoals door eiser in zijn beroepschrift en ter zitting is verzocht.
Sri Lankaanse autoriteiten
15. Eiser heeft aangegeven dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst vreest voor zijn leven omdat de Sri Lankaanse autoriteiten op de hoogte zijn van zijn deelname aan de manifestaties in Nederland. Eiser heeft die vrees echter niet met documenten onderbouwd. Verweerder heeft terecht overwogen dat de vrees van eiser is gebaseerd op vermoedens dat de website voor Tamils, waarop de foto’s van de demonstraties zijn gepubliceerd, in de gaten wordt gehouden door de Sri Lankaanse autoriteiten. Verweerder heeft daarbij ook kunnen meewegen dat de naam van eiser niet bij de foto’s is vermeld. Eiser heeft op zitting toegelicht dat het bekend is dat de autoriteiten via de Sri Lankaanse ambassade in Nederland in de gaten houden wat Tamils hier doen aan activiteiten ter ondersteuning van het stichten van een onafhankelijke staat en dat namen en adressen van betrokkenen zijn gepubliceerd in de Sri Lankaanse staatscourant, maar eiser heeft daarvan geen bewijs overgelegd. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de Sri Lankaanse autoriteiten op de hoogte zijn van zijn deelname aan de manifestaties in Nederland of dat hij anderszins in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten staat.
Conclusie
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrecht van de Raad van State
2.Vreemdelingencirculaire 2000
4.Hof van Justitie van de Europese Unie