ECLI:NL:RBDHA:2022:10709
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op grond van artikel 20 VWEU in verband met afhankelijkheidsrelatie met kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Algerijnse eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), omdat hij een afhankelijkheidsrelatie had met zijn Nederlandse kind. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen, omdat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden van het VWEU en het arrest Chavez-Vilchez. De rechtbank oordeelde dat de eiser, die een Franse verblijfsvergunning had, niet kon aantonen dat de weigering van verblijf in Nederland zou leiden tot het gedwongen vertrek van zijn kind uit de EU. De rechtbank merkte op dat de eiser in Frankrijk kon verblijven en dat dit geen schending van de rechten van het kind met zich meebracht.
De rechtbank behandelde ook de beroepsgronden van de eiser, waaronder de stelling dat verweerder de hoorplicht had geschonden. De rechtbank concludeerde dat er geen schending van de hoorplicht was, omdat verweerder op basis van het bezwaarschrift redelijkerwijs kon concluderen dat de bezwaren niet tot een ander besluit konden leiden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 februari 2022.