ECLI:NL:RBDHA:2022:10702
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen gebiedsverbod opgelegd door burgemeester van Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een gebiedsverbod heeft gekregen van de burgemeester van Den Haag, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het gebiedsverbod is opgelegd voor een periode van drie maanden, van 8 augustus 2022 tot en met 8 november 2022, omdat verzoeker volgens de burgemeester de openbare orde herhaaldelijk zou hebben verstoord. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij van mening is dat het gebiedsverbod onterecht is opgelegd en dat er geen actuele verstoring van de openbare orde is.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 12 september 2022, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en verweerder aanwezig waren. De rechter heeft overwogen dat er voldoende spoedeisend belang is bij het verzoek, ondanks het feit dat verzoeker niet in Den Haag woont of werkt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het gebiedsverbod een geschikt middel is om verdere verstoring van de openbare orde te voorkomen en dat de burgemeester voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verzoeker herhaaldelijk overlast heeft veroorzaakt.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het gebiedsverbod waarschijnlijk stand zal houden in bezwaar en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.