ECLI:NL:RBDHA:2022:10679

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
SGR 21/6059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Bildirici, en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, welke door het UWV op 28 december 2020 werd afgewezen. Het UWV verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond met het bestreden besluit van 17 augustus 2021. Eiser stelde dat zijn medische situatie onvoldoende was onderkend en dat hij meer arbeidsongeschikt was dan het UWV had vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiser per 15 januari 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dus geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de verzekeringsartsen alle relevante informatie hadden meegenomen in hun beoordeling. Eiser had aangevoerd dat zijn oog- en armklachten onvoldoende waren meegenomen, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd waarom geen extra beperkingen nodig waren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en veroordeelde het UWV tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.283,60, inclusief het griffierecht van € 49,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6059

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. S. Bildirici),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Procesverloop

Met het besluit van 28 december 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 17 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als tuinmedewerker voor gemiddeld 37,93 uur per week. Op 21 oktober 2018 is het dienstverband geëindigd. Het UWV heeft eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiser zich op 18 januari 2019 bij het UWV ziekgemeld wegens een gedeeltelijke verlamming aan het gelaat, waarna eiser per 19 april 2019 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een arts [1] van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 15 januari 2021 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 66,93% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 33,07%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is heeft eiser volgens het UWV per 15 januari 2021 geen recht op een WIA-uitkering.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Eiser geeft aan dat hij een erfelijke vorm van een oogaandoening heeft, waardoor hij sinds ongeveer een jaar veel meer klachten heeft aan zijn ogen. Hiervoor gebruikt hij al twintig jaar lenzen. De oogarts en opticien hebben eiser geadviseerd om niet continue lenzen te dragen, omdat deze bij lang gebruik de oog vermoeien en beschadigen. Het advies is om twee uur per dag de ogen rust te geven door de lenzen te vervangen door een bril. Dit maakt echter dat het zicht van eiser merkbaar vermindert. Verder heeft de neuroloog/klinisch neurofysioloog de diagnose ulnaropathie links ter hoogte van de sulcus ulnaris (kort gezegd: beknelling van een onderarmzenuw) gesteld. Eiser had ook pijnklachten aan de polsen, waardoor de huisarts dacht dat het ging om een Carpaal Tunnel Syndroom (CTS), maar volgens de neuroloog waren hier geen aanwijzingen voor. Eiser heeft hiervoor een injectie gehad, maar deze heeft niet geholpen. Een operatie wordt niet geadviseerd door de neuroloog, omdat de risico’s te groot zijn. Eiser vindt dat zowel zijn oog- als armklachten onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling. Eiser onderbouwt zijn standpunt met medische informatie van Worldeye van 4 en 5 februari 2021, een brief van een neuroloog/klinisch neurofysioloog van 17 maart 2021 en een medisch advies van de verzekeringsarts H.J.M. van der Planken van 6 december 2021. Hij stelt dat hieruit volgt dat hij meer beperkt is voor langdurig beeldschermwerk, priegelwerk en langdurig leunen op de ellenboog. Ook overlegt eiser een verzekeringsgeneeskundig rapport en een FML van het UWV naar aanleiding van een nieuwe ziekmelding, waaruit volgens eiser volgt dat hij beperkt is voor langdurig veel leeswerk, hand- en vingergebruik, lopen tijdens het werk (niet cumulatief met staan) en de linker ellenboog en pols niet langdurig in gedwongen stand buigen. Deze klachten waren volgens eiser ook al aanwezig tijdens de WIA-beoordeling Verder acht eiser de geduide functies niet passend, waardoor hij 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. Ter onderbouwing verwijst hij naar een arbeidskundig rapport van J.F. Stoffijn van 25 februari 2021.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser per 15 januari 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 15 januari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 15 januari 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is (en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering). De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. De arts beschrijft onder andere de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnoses en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 16 augustus 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars bestudeerd. Tijdens de bezwaarprocedure is een brief van de neuroloog van 17 maart 2021 en een dossier van Worldeye van 4/5 februari 2021 ontvangen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft meegenomen in zijn heroverweging. Daarnaast heeft hij eiser medisch onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts.
11. Over het medisch advies van verzekeringsarts H.J.M. van der Planken van 6 december 2021 dat eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 10 januari 2022 gesteld dat dit medisch advies geen aanleiding geeft om zijn eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Met betrekking tot de informatie van Worldeye en de neuroloog/klinisch neurofysioloog heeft het UWV gesteld dat het niet gaat om (nieuwe) medische gegevens. De door eiser in beroep overgelegde informatie die wel medisch is, is al in bezwaar overgelegd en betrokken bij de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Over de stukken die zien op de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling naar aanleiding van de ziekmelding van eiser per 15 februari 2021 stelt het UWV dat de Ziektewet-uitkering van eiser per 15 maart 2022 is beëindigd, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. De verzekeringsarts die de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling heeft verricht heeft de beperkingen per 13 december 2021 vastgelegd. De datum in geding in deze procedure betreft 15 januari 2021.
12. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is.
13. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Daarnaast is van belang dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser medisch heeft onderzocht en gemotiveerd heeft toegelicht wat maakt dat het medisch advies dat eiser heeft overgelegd in beroep niet tot een ander standpunt leidt. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
14. De arts gaat uit van de diagnoses knieklachten, overige klachten bot/spier en positieduizeligheid (BPPD). Er is geen sprake van een situatie van ‘Geen Benutbare Mogelijkheden (GBM)’, zoals genoemd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Eiser is niet opgenomen in een ziekenhuis of instelling, niet ADL-afhankelijk, niet bedlegerig en er is geen sprake van een ernstige psychische stoornis met daaruit voortvloeiend disfunctioneren in zelfredzaamheid. Daarom heeft de arts een FML opgesteld. De pijnklachten worden geobjectiveerd bij lichamelijk onderzoek en de eerder gestelde beperkingen tijdens de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling worden gehandhaafd. Hier worden beperkingen aan toegevoegd voor het werken op hoogtes en frequent buigen. Dit maakt dat beperkingen in de FML worden opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. De arts vindt dat er bij eiser geen medische indicatie is voor een urenbeperking. Eiser volgt geen intensieve (deeltijd) behandeling, er is geen verhoogde noodzaak tot recuperatie en er zijn geen psychische klachten waarvoor een urenbeperking op preventieve gronden is geïndiceerd.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 16 augustus 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Met betrekking tot de oogklachten geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat het om lang bestaande klachten gaat, namelijk hoge myopie (bijziendheid), waardoor eiser al vrijwel zijn hele leven aangewezen is op een bril of lenzen met een sterke correctie. Behoudens droogheid van de ogen zijn er geen andere oogheelkundige afwijkingen, zij het wel dat ook met de juiste correctie de visus suboptimaal is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat eiser met deze aandoening altijd heeft kunnen werken en er geen reden is om aan te nemen dat dat nu anders zou zijn. In het dagelijks functioneren zijn er geen specifieke beperkingen als gevolg van de oogafwijking. Dat betekent dat taken die extra eisen stellen aan het visuele systeem voor eiser wel lastig en/of extra inspannend zijn. Zo moet eiser niet heel de dag achter een beeldscherm zitten. Ook is een groot deel van de dag priegelwerkzaamheden uitvoeren niet goed mogelijk. De armklachten zijn na het onderzoek door de arts ontstaan, maar nog wel enige tijd voor einde wachttijd. Het gaat om een klacht die vooral hinderlijk is tijdens het slapen, maar met inachtneming van de gegeven houdingsadviezen nog niet tot beperkingen leidt. Bij onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de vaardigheid van de linkerhand nog goed en is de arm ook nog normaal krachtig. Eiser weet dat hij niet langdurig moet leunen op een gebogen ellenboog, maar dat is niet iets wat voortkomt in reguliere arbeid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet dan ook gelet op de beperkte hinder en de bij onderzoek vastgestelde goede belastbaarheid van de linkerarm geen reden om extra beperkingen aan te nemen.
16. De rechtbank vindt dat het UWV en de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende hebben uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 10 januari 2022 toegelicht wat maakt dat het medisch advies van verzekeringsarts H.J.M. van der Planken niet leidt tot een ander standpunt. Hij geeft aan dat de FML altijd in samenhang moet worden gezien met de beschouwing. Bij een toelichting op de normaalwaarde – die waarde is hier aan de orde omdat er in het dagelijks functioneren geen specifieke beperking is – kan ervoor gekozen worden om die toelichting in de beschouwing, in de FML of in beide op te nemen. Dan is er het ‘probleem’ dat toelichtingen op de normaalwaarde bij de functieduiding niet altijd leiden tot signaleringen. De toelichting in beide opnemen is dan de veiligste weg, de toelichting in de beschouwing opnemen zou de garantie moeten zijn dat de toelichting in ieder geval onder de aandacht van de arbeidsdeskundige komt. Inmiddels is in de beroepsprocedure alsnog een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geraadpleegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen reden om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen naar aanleiding van de ingebrachte medische informatie. De rechtbank vindt de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep begrijpelijk en ziet geen aanleiding hem niet te volgen. Het UWV wordt ook gevolgd in de stelling dat de overgelegde stukken in beroep van Worldeye en de neuroloog/klinisch neurofysioloog geen (nieuwe) medische gegevens betreffen. De rechtbank leidt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 augustus 2021 af dat deze stukken in de bezwaarprocedure bekend waren bij het UWV en dat deze zijn meegenomen in de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Uit de overgelegde stukken die ten grondslag liggen aan de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling van eiser volgt dat de verzekeringsarts die deze beoordeling heeft verricht meer beperkingen heeft aangenomen in de FML van 14 december 2021. Echter, deze FML ziet op de datum van 13 december 2021 en niet op de datum in geding van deze procedure namelijk 15 januari 2021. Daarnaast volgt uit het rapport van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling dat eiser zich ziek had gemeld vanwege oude en nieuwe belemmeringen.
17. Eiser voert aan dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn oog- en armklachten en dat hij (meer) beperkt is voor langdurig veel leeswerk, hand- en vingergebruik, lopen tijdens het werk en de linker ellenboog en -pols. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep begrijpelijk gemotiveerd waarom het overgelegde medisch advies van verzekeringsarts H.J.M. van der Planken niet tot een ander standpunt leidt. Dat de overige overgelegde informatie in beroep niet leidt tot een ander standpunt heeft het UWV ook voldoende begrijpelijk toegelicht. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende toegelicht dat er geen medisch objectieve onderbouwing is om meer beperkingen aan te nemen voor de oog- en armklachten die eiser ervaart op 15 januari 2021.
De arbeidskundige beoordeling
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML van de arts van 29 oktober 2020 en het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 augustus 2021, naar aanleiding van de beroepsgronden van eiser bekeken of de functies die de arbeidsdeskundige heeft geselecteerd geschikt zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft tijdens de beroepsprocedure kenbaar gemaakt dat vier van de vijf functies niet passend zijn voor eiser. Hij heeft dan ook opnieuw het CBBS geraadpleegd en functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Hij heeft vastgesteld dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. Het gaat om: Productiemedewerker textiel, geen kleding (272043); Textielproductenmaker (exclusief vervaardigen textiel) (111160) en Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (267071). De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies (meer dan) 100% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 0%. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is opnieuw uitgekomen op minder dan 35%. Het UWV heeft dan ook geen aanleiding gezien om het bestreden besluit te wijzigen.
19. Omdat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep tijdens de beroepsprocedure nieuwe functies heeft geduid kleeft aan de besluitvorming in bezwaar een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het UWV heeft het gebrek in het verweerschrift van 6 december 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 2 december 2021 kenbaar gemaakt en naar het oordeel van de rechtbank hersteld. Niet is gebleken dat eiser door het gebrek in het bestreden besluit is benadeeld, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 35% blijft en eiser in beroep op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft kunnen reageren. Dit maakt dat de rechtbank het gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert.
20. Eiser voert aan dat hij de in beroep geduide functies alsnog niet passend acht. Ter onderbouwing verwijst hij naar het arbeidskundig rapport van J.F. Stoffijn van 25 februari 2021. Verder vindt eiser dat onvoldoende is toegelicht dat het voor hem mogelijk is om zijn linkerbeen te strekken in de geduide functies. Dat de arbeidsdeskundig analist dit zonder enige onderbouwing opmerkt vindt hij niet voldoende. Ook is het standpunt niet controleerbaar.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 2 december 2021 uitgelegd waarom de door hem geduide functies geen overschrijding opleveren van de belastbaarheid van eiser. Eiser stelt dat de geduide functies niet geschikt zijn, omdat het hierbij ontbreekt aan de mogelijkheid om zijn linkerbeen te strekken. Hij stelt dat bij de eerdere Ziektewet-beoordeling overeenkomstige inpakfuncties werden verworpen vanwege dit gegeven. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport aangegeven dat is gebleken na overleg met de arbeidsdeskundig analist dat er ruimte onder de werktafel is om het been te strekken, waardoor er geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten, met name voor het werken achter een beeldscherm, priegelwerk en de mogelijkheden voor het strekken van het linkerbeen, beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
22. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de arbeidskundig analist niet voldoende heeft onderbouwd dat eiser zijn linkerbeen kan strekken in de geduide functies en dat dit standpunt niet controleerbaar is. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van 15 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1737, waarin een uitgebreide toelichting van het UWV is vermeld over de wijze waarop functies in het CBBS worden opgenomen voor gebruik bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen. Gelet op deze toelichting heeft de Raad geconcludeerd dat niet kan worden gezegd dat bij gebruikmaking van het CBBS sprake is van besluitvorming die als gevolg van niet kenbare keuzes, gegevens en aannames onvoldoende inzichtelijk en controleerbaar is. In beginsel dient te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens, waarbij geldt dat een uitzondering op die regel aangewezen kan zijn als een betrokkene erin slaagt om de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens van feitelijke aard voldoende gemotiveerd te bestrijden of indien de rechter zelf twijfelt aan de juistheid van deze gegevens. In de bijlage van het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 2 december 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op verschillende beoordelingspunten een toelichting door de arbeidskundig analist vermeld. Eiser heeft deze toelichting niet met andersluidende gegevens bestreden. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze informatie en het daarop gebaseerde standpunt van het UWV. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen vindt de rechtbank dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiser in staat is de geduide functies te vervullen.
23. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 15 januari 2021 met de middelste van deze functies (meer dan) 100% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als tuinmedewerker, zodat eiser 0% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

24. Het UWV heeft de aanvraag van eiser voor een WIAuitkering per 15 januari terecht afgewezen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
25. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt in dit geval aanleiding gezien het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Ook wordt bepaald dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt. Daarnaast heeft eiser om een vergoeding van de kosten gevraagd in verband met het door de arbeidsdeskundige uitgebrachte rapport van 25 februari 2021 te weten € 1.524,60. Verder heeft eiser om een vergoeding van de kosten gevraagd in verband met het door de medisch adviseur uitgebrachte advies van 6 december 2021.
26. De rechtbank ziet geen aanleiding om de kosten die zijn gemaakt door de ingeschakelde medisch adviseur te vergoeden. De rechtbank merkt op dat het gebrek – geen arbeidskundig onderzoek verricht in bezwaar en daardoor pas tijdens de beroepsfase nieuwe functies geduid– los staat van de kosten van het rapport van de medisch adviseur. Immers had het rapport van de medisch adviseur geen bijdrage kunnen leveren in het herstellen van het gebrek. De rechtbank ziet wel aanleiding om het rapport van 25 februari 2021 van de arbeidsdeskundige te vergoeden.
27. Ten aanzien van het verzoek om vergoeding van de kosten van het arbeidsdeskundig rapport van 25 februari 2021 overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank wijst erop dat de kosten van een deskundige op de voet van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking komen als het inroepen van die deskundige redelijk was en de desbetreffende kosten zelf redelijk zijn. Daarbij geldt als maatstaf of degene die deze deskundige heeft ingeroepen, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van inroeping, ervan uit mocht gaan dat de deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hem of haar gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is, nu de door eiser ingeschakelde arbeidsdeskundige de geschiktheid van de geduide functies voor eiser heeft onderzocht. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft tijdens de beroepsprocedure een deel van de door de arbeidskundige geduide functies ook niet geschikt geacht. De rechtbank vindt de kosten van het rapport van de door eiser ingeschakelde deskundige, € 1.524,60 ook redelijk. De rechtbank zal het verzoek om vergoeding van de kosten van de deskundige dan ook tot dit bedrag toekennen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.283,60.
Deze uitspraak is gedaan op 17 oktober 2022 door mr. M.A. Broekhuis rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel van 2 november 2020 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.