ECLI:NL:RBDHA:2022:10678

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/633655 / JE RK 22-1700
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 september 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling optreedt. De moeder van de kinderen, die belast is met het ouderlijk gezag, is niet verschenen op de zitting. De kinderen verblijven feitelijk in een pleegzorgvoorziening en de kinderrechter heeft eerder al maatregelen getroffen, waaronder een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder kampt met ernstige persoonlijke problematiek, waaronder een verslaving aan cannabis en emotieregulatieproblemen. Dit heeft geleid tot een onveilige opvoedsituatie voor de kinderen, die kwetsbaar zijn door hun jonge leeftijd. De moeder heeft niet voldaan aan afspraken met de jeugdzorg en heeft zich agressief opgesteld, wat de samenwerking met de hulpverlening bemoeilijkt. De kinderrechter oordeelt dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en dat een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden noodzakelijk zijn.

De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling verzocht om voorafgaand aan de volgende zitting een schriftelijke update te geven over de voortgang van de hulpverlening aan de moeder en de situatie van de kinderen in het pleeggezin. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de behandeling van het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing voor het overige is aangehouden tot een nader te bepalen zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/633655 / JE RK 22-1700
Datum uitspraak: 22 september 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 11 augustus 2022 ingekomen verzoekschrift van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] te
[geboorteplaats] hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2021 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna ook tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
met een briefadres te [woonplaats] ,
advocaat: mr. N. van Amsterdam, te Leiden.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 22 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. De zaak is gelijktijdig behandeld met het verzoek tot vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing, met zaaknummer C/09/634428 / JE RK 22-1821. De beslissing in die zaak is op verzoek van de advocaat in een afzonderlijke beschikking opgenomen.
Op de zitting zijn verschenen:
- de heer [vertegenwoordiger van de GI 1] en de heer [vertegenwoordiger van de GI 2] van het Landelijk Expertise Team (LET), namens de gecertificeerde instelling;
- de advocaat van de moeder.
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

Feiten

  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven feitelijk in een voorziening voor pleegzorg.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 21 september 2021 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , het toen het nog ongeboren kind, onder toezicht gesteld van 28 september 2021 tot 28 september 2022.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 9 maart 2022
machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een in een voorziening voor pleegzorg van 11 maart 2022 tot 28 september 2022, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.

Verzoek

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting ligt het volgende aan het verzoek ten grondslag.
Na de uithuisplaatsing van de kinderen heeft de gecertificeerde instelling bij het huidige (crisis)pleeggezin geprobeerd om door middel van veiligheidsafspraken een terugplaatsingsplan op te stellen. De moeder heeft zich agressief opgesteld tegenover de jeugdzorgwerker en is haar afspraken niet nagekomen. De moeder is na de uithuisplaatsing van de kinderen in een crisisopvang voor jonge vrouwen gaan wonen. Vanwege haar agressie en meerdere bedreigingen is zij de crisisopvang uitgezet. De moeder is nu dakloos en heeft geen netwerk om op terug te vallen. Zij is verslaafd aan cannabis en heeft paniek- en woedeaanvallen. Ook lukt het de moeder niet altijd om de bezoekregeling na te komen. Tijdens de bezoekmomenten waarop zij wel is verschenen, heeft zij een agressieve en dreigende houding aangenomen tegenover de jeugdbeschermer. Het is dan ook niet gelukt om de bezoeken op een positieve manier te laten plaatsvinden. De uitvoering van de maatregelen is inmiddels overgenomen door medewerkers van het LET, die opnieuw met de moeder in gesprek gaan en hopen tot een constructieve samenwerking te gaan komen.
De kinderen ontwikkelen zich goed in het (crisis)pleeggezin. Inmiddels is er een perspectiefbiedend pleeggezin gevonden waar de kinderen geplaatst zullen worden.
De moeder heeft aangegeven dat zij een tweejarig behandeltraject tegen haar verslaving wil volgen, waardoor zij in deze periode niet voor de kinderen kan zorgen. Voor moeder-kindhuizen wordt de moeder afgewezen, omdat zij al een kans heeft gehad. Het voorgaande maakt dat de kinderen niet terug naar de moeder kunnen. Een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn daarom noodzakelijk om te voorkomen dat de kinderen in gevaarlijke situaties terechtkomen en gaan rondzwerven met de moeder. Beide kinderen zijn erg kwetsbaar vanwege hun jonge leeftijd en zij zijn daarom ook volledig afhankelijk van hun moeder. Gelet op de complexiteit van de problematiek wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht voor de duur van een jaar. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling voorgesteld om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een half jaar met aanhouding van het overige, om de moeder een stok achter de deur te bieden.
Namens de moeder is primair verzocht om de maatregelen voor de beperkte duur van een half jaar uit te spreken. Subsidiair kan de advocaat zich vinden in het voorstel van het LET om de maatregelen voor een half jaar uit te spreken en het verzoek voor het overige aan te houden. De moeder zal aan de slag moeten en zij ziet inmiddels de ernst van de situatie in. De moeder hoopte bij Stam Verslavingszorg terecht te kunnen, maar zij heeft van dit behandeltraject afgezien vanwege de lange wachtlijsten. Zij heeft nu perspectief op een nieuw traject bij de Kessler Stichting. Ook zal zij worden aangemeld bij Parnassia voor haar cannabisverslaving.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling. De kinderen hebben een moeilijke gestart gehad en zijn opgegroeid in een instabiele en onrustige opvoedsituatie bij de moeder. De moeder kampt met persoonlijke problematiek, waaronder emotieregulatie problemen en een cannabisverslaving. Als gevolg van de persoonlijke problematiek van de moeder is haar draagkracht niet in balans met haar draaglast. Het lukt de moeder onvoldoende om aan te sluiten bij de basale opvoedbehoeften van de kinderen en een stabiele opvoeder voor hen te zijn. Daar komt bij dat het de moeder onvoldoende lukt om afspraken met betrekking tot de bezoekregeling na te komen. Zij heeft zich tijdens begeleide bezoeken met de kinderen meermaals zeer agressief geuit naar de jeugdbeschermer, waardoor de jeugdbeschermer zich genoodzaakt voelde om zich te onttrekken aan de zaak en de uitvoering is overgedragen aan het LET. Het is de moeder tot op heden niet gelukt om de bezoekmomenten op een positieve manier voor de kinderen te laten plaatsvinden, waardoor zij spanningen ervaren. Door de agressieve en dreigende houding van de moeder is zij reeds eerder uit het moeder-kind huis en de crisisopvang van het Leger des Heils gezet. De patronen omtrent de emotieregulatie problematiek van de moeder zijn niet doorbroken.
Gelet op de nog bestaande zorgen acht de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk. Vanwege de langdurigheid en complexiteit van de problematiek acht de kinderrechter de verzochte duur van één jaar passend en geboden. Zij ziet dan ook geen aanleiding om de ondertoezichtstelling in duur te beperken. De komende periode is van groot belang dat de moeder aan de slag gaat met haar problematiek, zich inzet voor de hulpverlening en samenwerkt met het LET en de hulpverleningsinstanties.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de gecertificeerde instelling na de uithuisplaatsing van de kinderen doelen heeft opgesteld waar door de moeder aan gewerkt moet worden. Daarnaast is getracht om middels veiligheidsafspraken een terugplaatsingsplan van de kinderen op te stellen. Door de agressieve houding van de moeder en het feit dat zij zich niet aan de afspraken houdt, is dit niet van de grond gekomen. De doelen zijn niet behaald waardoor geen sprake is van een verandering in de situatie. De moeder moet nog de nodige stappen zetten om haar leven op de rit te krijgen zodat zij het ouderschap op een goede en veilige manier kan gaan invullen. Zij heeft de eerste stap in de goede richting gezet door zich aan te melden bij de Kessler Stichting. Ook heeft haar advocaat ter zitting aangegeven dat de moeder zich zal aanmelden voor behandeling bij Parnassia in verband met haar cannabisverslaving. Gelet op de onveiligheid in de thuissituatie bij de moeder en het nog te starten hulpverleningstraject van de moeder is een thuisplaatsing van de kinderen niet mogelijk.
De kinderrechter vindt het in deze fase, en mede gelet op de jonge leeftijd van de kinderen en hun overplaatsing naar een perspectiefbiedend pleeggezin, belangrijk om vinger aan de pols te houden en zij ziet hierin aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden te verlengen en de behandeling van het verzoek voor het overige aan te houden. Op de volgende zitting kan de actuele situatie en de noodzaak voor een uithuisplaatsing opnieuw getoetst worden. De kinderrechter vindt het belangrijk om dan te bespreken hoe de hulpverlening en het contact tussen de moeder en de kinderen verloopt en wat de (on)mogelijkheden zijn met betrekking tot een thuisplaatsing.
De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling om voorafgaand aan de nader te bepalen zittingsdatum de rechtbank en de belanghebbenden te informeren of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd. Indien het verzoek wordt gehandhaafd, verzoekt de kinderrechter
uiterlijk twee wekenvoor de nader te bepalen zittingsdatum een schriftelijke update te geven over de laatste stand van zaken. Hierbij verwacht de kinderrechter dat de gecertificeerde instelling in ieder geval ingaat op het verloop van het traject van de moeder en hoe het met de kinderen gaat in het nieuwe pleeggezin.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende van 28 september 2022 tot 28 september 2023 met behoud van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 28 september 2022 tot 28 maart 2023;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting
in ieder geval gelegen vóór 28 maart 2023, bij voorkeur op een zitting van de kinderrechter mr. B. Martinez-Hammer;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
  • de moeder en haar advocaat, mr. N. van Amsterdam;
verzoekt de gecertificeerde instelling voorafgaand aan voornoemde zitting voornoemde schriftelijke update aan de rechtbank en de overige belanghebbenden over te leggen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2022 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.D.C. Donker Ladrón de Guevara als griffier.
De griffier is verhinderd deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 oktober 2022.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.