ECLI:NL:RBDHA:2022:10677

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/629962 / FA RK 22-3346
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij met betrekking tot minderjarige, afwijzing verzoeken tot verlenging ondertoezichtstelling en wijziging van het ouderlijk gezag

Op 6 oktober 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2013. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat zij niet in staat is om op een positieve manier invulling te geven aan haar rol als ouder. De minderjarige is sinds augustus 2019 uithuisgeplaatst en woont sinds augustus 2020 bij de vader, waar hij stabiliteit en veiligheid ervaart. De moeder heeft in de afgelopen jaren geen stappen ondernomen om haar situatie te verbeteren, waardoor de ontwikkeling van de minderjarige in het geding is gekomen. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de moeder tot verlenging van de ondertoezichtstelling en wijziging van het ouderlijk gezag afgewezen, omdat deze niet in het belang van de minderjarige zijn. De gecertificeerde instelling is benoemd tot voogdes over de minderjarige, zodat zijn ontwikkeling en hulpverlening goed kunnen worden gecoördineerd. De rechtbank benadrukt het belang van duidelijkheid en stabiliteit voor de minderjarige, die nu al geruime tijd bij de vader woont en daar de nodige zorg en aandacht krijgt.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens:
I. C/09/629962 / FA RK 22-3346
II. C/09/634973 / JE RK 22-1904
III. C/09/635516 / FA RK 22-6263
Datum uitspraak: 6 oktober 2022
Beschikking van de enkelvoudige kamer
I.
Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij
II.
Afwijzing verzoek verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging
tot uithuisplaatsing
III.
Afwijzing verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag en tot vaststelling/
wijziging van het hoofdverblijf
in de zaken naar aanleiding van de op 25 mei 2022 (I), 9 september 2022 (II), 14 september 2022 (III) ingekomen verzoeken van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
[de vrouw]
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. K. van Doorn, gevestigd te Gilze.
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de man]
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] , België,
de moeder, ten aanzien van verzoek I en II,
de gecertificeerde instelling, ten aanzien van verzoek I en III.
Het procesverloop
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen;
  • het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling met bijlagen;
  • het gecorrigeerde verzoekschrift van de gecertificeerde instelling;
  • het verzoekschrift van de advocaat van de moeder met bijlagen;
  • het e-mailbericht d.d. 16 september 2022 van de zijde van de vader;
  • het e-mailbericht d.d. 19 september 2022 van de zijde van de moeder;
  • het advies d.d. 20 september 2022 van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.
Op 22 september 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door mr. R.G.J. van Kerkhof, waarnemend voor mr. K. van Doorn.
De vader heeft (op zijn verzoek wegens ziekte) telefonisch aan de zitting deelgenomen.
Feiten
  • [minderjarige] is erkend door de vader.
  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij de vader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 26 oktober 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 7 november 2021 tot 7 november 2022, alsmede voor dezelfde duur machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader zonder gezag.
Verzoeken en verweer
I. Verzoek tot gezagsbeëindiging
De Raad verzoekt het gezag van de moeder over [minderjarige] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes over [minderjarige] . Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting ligt het volgende aan het verzoek ten grondslag. [minderjarige] is sinds augustus 2019 uithuisgeplaatst, omdat het de moeder onvoldoende lukt de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen en zijn belang voorop te stellen. De moeder was onvoldoende (emotioneel) beschikbaar voor [minderjarige] en onvoorspelbaar in haar gedrag. [minderjarige] kreeg nauwelijks begrenzing en sturing en in de thuissituatie bij de moeder ontbrak een dagritme, structuur en regelmaat. Om de mogelijkheden van het terugwerken naar huis te onderzoeken heeft de gecertificeerde instelling een plan met de moeder opgesteld. De moeder heeft echter tot op heden geen persoonlijkheidsonderzoek laten uitvoeren. Daarnaast had zij geen hulpvragen, waardoor een gezinsopname niet mogelijk was. Wel is een NIKA-traject ingezet, waaruit is gekomen dat zolang de stressregulatie van de moeder niet goed is, de bezoekmomenten tussen haar en [minderjarige] begeleid moeten plaatsvinden. De moeder is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn te dragen. Het lukt de moeder onvoldoende om haar eigen leven voldoende stabiel te houden en haar afspraken met de hulpverlening na te komen. De aanvaardbare termijn voor terugplaatsing van [minderjarige] is inmiddels verstreken.
[minderjarige] woont sinds augustus 2020 bij de vader en hij wil daar graag blijven wonen. [minderjarige] heeft een achterstand in zijn sociaal emotionele ontwikkeling, hij kan moeilijk emoties uiten en vertoont rigide gedrag. In verband met zijn problematiek heeft hij meer dan andere kinderen behoefte aan duidelijkheid en stabiliteit. Deze stabiliteit krijgt hij inmiddels geruime tijd bij de vader. Het is voor de ontwikkeling van [minderjarige] belangrijk dat het duidelijk is waar zijn perspectief ligt en dat dit betekent dat hij definitief niet meer terug bij de moeder zal gaan wonen.
De bezoeken tussen [minderjarige] en de moeder worden begeleid door een pleegzorgwerker. De frequentie is afgeschaald doordat meerdere bezoekmomenten niet verliepen zoals afgesproken. Op dit moment hebben [minderjarige] en de moeder al enige tijd geen contact gehad.
Het is de moeder niet gelukt om de nodige stappen te ondernemen om weer voor [minderjarige] te kunnen zorgen of de bezoekregeling positief voor [minderjarige] te laten verlopen. Dit maakt dat de Raad van mening is dat de moeder niet in staat is om haar gezag op een positieve manier uit te oefenen.
Het is in het belang van [minderjarige] dat gecertificeerde instelling de voogdij krijgt, omdat het contact tussen de ouders verstoord is geraakt en zij onvoldoende kunnen samenwerken. Het is ook de nadrukkelijke wens van de vader dat de voogdij bij de gecertificeerde instelling wordt belegd. De vader heeft een goede samenwerking met de betrokken jeugdbeschermer en krijgt opvoedondersteuning om tegemoet te komen aan de behoeftes van [minderjarige] . Een neutrale partij dient de voogdij te krijgen, zodat de vader en zijn huidige partner niet verder worden belast. De gecertificeerde instelling kan met de vader de juiste beslissingen nemen voor [minderjarige] , zorgen dat de hulpverlening wordt gecontinueerd en de moeder begeleiden in haar rol van moeder op afstand. Op termijn moet opnieuw gekeken worden of de vader belast zou kunnen worden met het gezag.
De gecertificeerde instelling sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. Niet alleen [minderjarige] heeft duidelijkheid nodig, maar dit is ook belangrijk voor de vader en de moeder. Het is van belang dat de voogdij bij de gecertificeerde instelling wordt belegd, omdat het contact tussen de ouders niet goed is. De afgelopen drie jaar is er een herhaaldelijk patroon zichtbaar bij de moeder. Eerst is er een periode sprake van goed contact met de jeugdbeschermer, maar daarna begint de moeder met het vermijden daarvan. De bezoeken tussen [minderjarige] en de moeder verlopen niet naar behoren. Het lukt de moeder niet om zich aan de gemaakte afspraken te houden, zoals op tijd komen, geen volwassenzaken met [minderjarige] bespreken en zich niet negatief uitlaten over de vader. De afgelopen twee maanden hebben er geen bezoeken plaatsgevonden tussen [minderjarige] en de moeder. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de band tussen de moeder en [minderjarige] wordt behouden.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Primair is verzocht de gezagsbeëindigende maatregel af te wijzen en subsidiair het verzoek aan te houden in afwachting van de resultaten die de ouders boeken na wijziging van het eenhoofdig gezag naar gezamenlijk gezag. Een gezagsbeëindiging is niet noodzakelijk en niet opportuun. De moeder berust zich inmiddels in de huidige situatie, waarbij [minderjarige] bij de vader in België opgroeit. Daarnaast heeft de moeder haar gezag nooit misbruikt. Een gezagsbeëindiging lost de problematiek niet op maar maakt een contactbreuk tussen [minderjarige] en de moeder reëel. Alvorens tot een dergelijke maatregel wordt overgegaan, moet er ingezet worden op het verbeteren van de communicatie tussen de ouders en moet de uitoefening van het gezamenlijk gezag een kans worden gegeven. Bovendien is het merkwaardig dat de voogdij belegd zou worden bij een Nederlandse gecertificeerde instelling, terwijl [minderjarige] in België woont. De moeder heeft het idee dat de ouders min of meer tegen elkaar zijn uitgespeeld. Zij had geen slechte verstandhouding met de vader, maar de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling heeft geleid tot een verslechtering van de situatie. De moeder heeft het als ontzettend vervelend ervaren dat de ouders de afgelopen jaren geen contact met elkaar mochten hebben. Het is juist in het belang van [minderjarige] dat de vader en de moeder met elkaar communiceren. Daar moet dan ook op worden ingezet.
De moeder heeft daaraan het volgende toegevoegd. De moeder zou iedere maand een verslag krijgen over hoe het met [minderjarige] gaat, maar dit wordt niet naar haar verzonden. Zij heeft het gevoel dat zij buitenspel wordt gezet. De moeder heeft altijd goed contact gehad met de vader. Na de verhuizing van de vader, mochten zij plotseling geen contact meer met elkaar hebben van de gecertificeerde instelling. Dit is niet in het belang van [minderjarige] . De moeder wil graag contact kunnen hebben met de vader en een positieve bijdrage kunnen leveren aan de opvoeding van [minderjarige] . De moeder betwijfelt of [minderjarige] op zijn plek zit bij de vader. [minderjarige] is vlak in het contact en niet meer enthousiast. Zij herkent hem niet meer zoals hij altijd was. Het maakt de moeder niet uit waar [minderjarige] woont, als hij maar op een goede plek zit. De moeder wordt in de groepchat genegeerd en de gesprekken zijn niet constructief. Om die reden wenst de moeder niet meer in gesprek te gaan met de betrokken jeugdbeschermer. De gecertificeerde instelling en de vader liegen en zij is daar de dupe van. De gecertificeerde instelling heeft niets in gang gezet om een terugplaatsing van [minderjarige] te bewerkstelligen.
De vader stemt in met het verzochte. Het is belangrijk dat de voogdij bij de gecertificeerde instelling wordt belegd, omdat hij de hulp en ondersteuning bij de opvoeding en verzorging van [minderjarige] hard nodig heeft. Daarnaast is het prettig dat de gecertificeerde instelling betrokken blijft om de communicatie tussen alle betrokkenen in stand te houden. De moeder sluit zich op dit moment af van het contact. De vader heeft er gelet op de houding en het gedrag van de moeder van de afgelopen jaren geen vertrouwen in dat zij het gezag gezamenlijk zouden kunnen uitoefenen.
II. Verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
Het (gecorrigeerde) verzoek van de gecertificeerde instelling strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader zonder gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. De bezoeken tussen [minderjarige] en de moeder verlopen niet naar behoren. Het lukt de moeder niet om zich aan de gemaakte afspraken te houden. Het is belangrijk dat dit contact verbeterd wordt.
[minderjarige] heeft door zijn traumatische verleden een bovengemiddeld opvoedklimaat nodig. Hij heeft behoefte aan duidelijkheid, structuur en regelmaat. Het lukt de vader en de stiefmoeder niet altijd om hierop aan te sluiten. De stiefmoeder biedt meer structuur en de vader toont meer affectie. Hiermee is de opvoedsituatie veilig en voldoende voor [minderjarige] om aan zijn ontwikkeling toe te komen, maar wel is het wenselijk dat dit nog meer in balans wordt gebracht. De betrokkenheid van de gecertificeerde instelling is noodzakelijk om het proces te kunnen blijven monitoren en hulpverlening op te kunnen schalen wanneer dit nodig is.
De Raad heeft ten aanzien van het verzoek van de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat een gezagsbeëindigende maatregel meer het belang van [minderjarige] dient.
Namens de moeder is ingestemd met een verlenging van de ondertoezichtstelling. Een (verlenging van de) machtiging tot uithuisplaatsing zal niet (meer) nodig zijn indien het verzoek van de moeder tot wijziging van het ouderlijk gezag en tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats bij de vader wordt toegewezen. Namens de moeder wordt daarom verzocht de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing af te wijzen.
III. Verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag alsmede tot vaststelling wijziging van het hoofdverblijf
Namens de moeder is verzocht te bepalen dat de vader voortaan samen met de moeder belast is met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] . Het verzoek strekt voorts tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats bij de vader. Namens de moeder is daartoe het volgende aangevoerd. De moeder is zich er van bewust dat een thuisplaatsing op dit moment niet haalbaar is. De moeder kampt met persoonlijke problematiek en zij zal zich de komende periode moeten inzetten om op alle leefvlakken stabiliteit te krijgen. Dat zal tijd nodig hebben. De moeder realiseert zich dat het in het belang van [minderjarige] is dat er duidelijkheid en stabiliteit komt. [minderjarige] woont nu al geruime tijd bij de vader en het is belangrijk dat [minderjarige] duidelijk weet dat zijn perspectief daar ligt. Nu [minderjarige] al geruime tijd bij de vader woont en de vader de dagelijks verzorgende ouder is, vindt de moeder het belangrijk dat ook de vader wordt belast met het gezamenlijk gezag. Op het moment dat er sprake is van gezamenlijk gezag, kan formeel ook het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader worden bepaald. Aangezien [minderjarige] bij de vader woonachtig is, verzoekt de moeder te bepalen dat [minderjarige] zijn hoofverblijf bij de vader heeft. De moeder hoopt dat zowel [minderjarige] als de vader hierdoor ervaren dat zij emotionele toestemming geeft aan [minderjarige] om bij de vader te blijven wonen. De moeder hoopt dat deze stap ook de weg vrij maakt voor constructieve oudergesprekken. De ouderrelatie is erg onder druk komen te staan vanwege de bemoeienissen vanuit de gecertificeerde instelling. De wijziging van het hoofdverblijf zal duidelijkheid scheppen voor [minderjarige] , alsook voor de vader en de moeder.
De Raad heeft aangegeven dat de mogelijkheid van de uitoefening van het gezamenlijk gezag is afgewogen, maar dat dit helaas een gepasseerd station is. De verwachting is dat [minderjarige] in dit geval alsnog niet de duidelijkheid krijgt die hij nodig heeft. De moeder geeft aan achter het verblijf van [minderjarige] bij de vader te staan, maar zij is hierin niet consistent en handelt hier evenmin naar. Daar komt nog bij dat de moeder vaak onbereikbaar is. Om die reden verzet de Raad zich tegen het verzoek van de moeder.
De gecertificeerde instelling verzet zich tegen het verzoek van de moeder. De gecertificeerde instelling heeft er gelet op de jarenlange patronen in het gedrag van de moeder, die nog niet zijn doorbroken, geen vertrouwen in dat de wijziging naar gezamenlijk gezag een oplossing is.
De vader heeft aangegeven dat hij niet open staat voor gezamenlijk gezag. In de praktijk is gebleken dat het niet mogelijk is om met de moeder in contact te komen, omdat zij onvoldoende bereikbaar is. Hij heeft er geen vertrouwen in dat het in de toekomst anders zal zijn.
Beoordeling
I. Verzoek tot gezagsbeëindiging en benoeming voogdij
De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt.
[minderjarige] is negen jaar oud en is in augustus 2019 (met spoed) uit huis geplaatst vanwege een ernstige ontwikkelingsbedreiging in de thuissituatie bij de moeder. Eerst heeft [minderjarige] in een pleeggezin gewoond, vervolgens in een gezinshuis en sinds augustus 2020 woont hij bij de vader, waar hij stabiliteit en veiligheid ervaart en toekomt aan zijn ontwikkeling en de noodzakelijke behandeling. De eerste jaren van zijn leven heeft [minderjarige] bij de moeder emotioneel niet gekregen wat hij nodig heeft, waardoor hij gedragsproblematiek heeft ontwikkeld. Zo vertoont [minderjarige] rigide gedrag, heeft hij moeite met het uiten van zijn emoties en kampt hij met een ontwikkelingsachterstand. [minderjarige] is daarom gebaat bij een opvoeder die kan aansluiten bij zijn bovengemiddelde opvoedbehoeften, maar hem ook de duidelijkheid, structuur en stabiliteit kan geven die hij nodig heeft. De afgelopen jaren is gebleken dat de moeder niet in staat is om [minderjarige] dit opvoedklimaat te bieden. De moeder kampt met persoonlijke problematiek, waardoor zij onvoorspelbaar is in haar gedrag en onvoldoende (emotioneel) beschikbaar is voor [minderjarige] .
Uit de stukken blijkt voorts dat de doelen van de ondertoezichtstelling in relatie tot de moeder de afgelopen jaren niet zijn behaald, ondanks de jarenlange betrokkenheid van een vaste jeugdbeschermer. De moeder heeft geen persoonlijkheidsonderzoek laten uitvoeren, waardoor de inzet van passende hulpverlening onvoldoende van de grond is gekomen en haar situatie en opvoedvaardigheden niet zijn verbeterd. Daarnaast blijkt dat het de moeder niet lukt om een constructieve samenwerking met de vader en de gecertificeerde instelling aan te gaan. Door het gebrek aan samenwerking met de moeder komt zelfs het maken van afspraken over het begeleide contact tussen [minderjarige] en de moeder niet goed van de grond. [minderjarige] en de moeder hebben elkaar momenteel twee maanden niet gezien.
Het is voor [minderjarige] , mede gezien zijn jonge leeftijd en problematiek, belangrijk dat hij duidelijkheid krijgt over waar hij zal opgroeien en ook om te weten wie de verantwoordelijkheid draagt voor de belangrijke beslissingen in zijn leven. Het is nodig dat [minderjarige] weet dat hij veilig kan opgroeien bij de vader, zodat hij zich vanuit die stabiele basis verder kan ontwikkelen. De moeder onderkent dat zij [minderjarige] op dit moment niet de stabiele opvoedsituatie kan bieden die hij nodig heeft en dat een terugplaatsing van [minderjarige] nu niet haalbaar is. Daar komt nog bij dat - gelet op zijn leeftijd, de wijze waarop hij zich in de afgelopen periode bij de vader heeft kunnen ontwikkelen en gelet op zijn problematiek en specifieke opvoedbehoeften - een terugplaatsing bij de moeder niet in het belang is van [minderjarige] . De moeder lijkt zich iets meer dan eerst te berusten in de woonsituatie van [minderjarige] bij de vader, maar blijft tegelijkertijd ook aangeven dat ze veel twijfels heeft over het welzijn van [minderjarige] en zijn ontwikkeling in de huidige situatie bij de vader. Hierdoor is van emotionele toestemming van de moeder, die noodzakelijk zijn voor het creëren van rust en duidelijkheid voor [minderjarige] over zijn perspectief, geen sprake. De termijn waarbinnen [minderjarige] in onzekerheid kan en mag blijven verkeren over zijn definitieve opvoedomgeving is gelet op het voorgaande inmiddels verstreken. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid onder a, BW.
De rechtbank overweegt verder dat er redenen kunnen zijn om het gezag niet te beëindigen, ondanks dat aan de wettelijke grondslag daarvoor is voldaan. Van het bestaan van deze redenen is in dit geval niet gebleken. De rechtbank is van oordeel dat er ten aanzien van [minderjarige] juist feiten en omstandigheden zijn die maken dat het niet in zijn belang is indien de moeder het ouderlijk gezag behoudt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van hetgeen geschreven en ter zitting gezegd is, heeft de rechtbank de overtuiging dat het de moeder op dit moment onvoldoende lukt om op een positieve manier invulling te geven aan haar rol als ouder op afstand, waardoor [minderjarige] in zijn belangen wordt geschaad. De begeleide bezoeken – die nu al een periode van twee maanden niet hebben plaatsgevonden – verlopen niet goed. De moeder houdt zich onvoldoende aan de afspraken en zij belast [minderjarige] met volwassenzaken. Hoewel de moeder stelt te accepteren dat [minderjarige] bij de vader opgroeit, ondersteunen haar houding en uitspraken dat perspectief niet. Daarnaast is zij onvoldoende betrouwbaar gebleken in het nakomen van afspraken en is er sprake van een patroon waarbij zij wisselend bereikbaar en beschikbaar is. Hierdoor zijn de ouders ook onvoldoende in staat gezamenlijk in het belang van [minderjarige] te overleggen en beslissingen te nemen.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter er niet van overtuigd dat het door de moeder voorgestelde alternatief, te weten de uitoefening van gezamenlijk gezag door de ouders en het bepalen van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader, in de praktijk uitvoerbaar zal blijken en in het belang van [minderjarige] is. Uit het verleden is gebleken dat de moeder onvoldoende stappen heeft gezet om op een positieve manier invulling te kunnen geven aan de eventuele uitoefening van het gezamenlijk gezag. De verklaring van de moeder ter zitting, waarin zij haar twijfels uit over de woon- en opvoedsituatie bij de vader, bevestigen dit beeld. De verwachting is dan ook dat het gezag van de moeder een voedingsbodem blijft geven voor strijd die ten koste gaat van [minderjarige] . Met de uitoefening van het gezamenlijk gezag wordt de onzekerheid en onduidelijkheid voor [minderjarige] dan ook niet weggenomen. Mede gelet op zijn problematiek is dat niet in zijn belang. De door de moeder voorgestane gezamenlijke gezagsinvulling zal aan de voor [minderjarige] noodzakelijke rust en duidelijkheid over zijn opvoedomgeving en daarmee het verminderen van de ernstige ontwikkelingsbedreiging in de weg staan. De kinderrechter overweegt daarbij nog in het bijzonder dat de vader uitdrukkelijk heeft aangegeven er geen vertrouwen in te hebben dat de vader en moeder het gezamenlijk gezag op een goede manier kunnen vormgeven, nu de hiervoor vereiste samenwerking en communicatie ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat gezagsbeëindiging in dit geval daarom een noodzakelijke en proportionele maatregel is, die in het belang van [minderjarige] is. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder daarom toewijzen.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. De rechtbank overweegt dat het in het belang van [minderjarige] is dat de voogdij bij een professionele, neutrale instantie wordt belegd. De gecertificeerde instelling kan vanuit haar neutrale positie beslissingen nemen in het belang van [minderjarige] en kan zijn contact met de moeder verder begeleiden. Vanwege de problematiek van [minderjarige] is het verder belangrijk dat de gecertificeerde instelling zijn ontwikkeling kan blijven volgen en de hulpverlening voor hem kan coördineren. De gecertificeerde instelling heeft zich bereid verklaard de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden.
De rechtbank acht het tenslotte met de Raad en gecertificeerde instelling van groot belang dat de moeder haar rol op afstand op positieve wijze kan vervullen en dat wordt ingezet op het herstellen en verbeteren van haar omgang met [minderjarige] . Dit is van belang voor de band tussen [minderjarige] en de moeder en kan bijdragen aan zijn verdere identiteitsontwikkeling. De moeder zal altijd de moeder van [minderjarige] blijven en met haar ouderrol op afstand een belangrijke rol in zijn leven blijven spelen. Een gezagsbeëindigende maatregel verandert hier niets aan.
II. Verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing
Nu het gezag van de moeder wordt beëindigd en de gecertificeerde instelling wordt benoemd tot voogdes, zijn de gronden voor dit verzoek komen te ontvallen. De kinderrechter zal het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing dan ook afwijzen.
III. Verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag alsmede tot vaststelling wijziging van het hoofdverblijf
Gelet op vorenstaande overwegingen (onder I) komt de kinderrechter tot het oordeel dat de uitoefening van het gezamenlijk gezag door de vader en de moeder niet in het belang is van [minderjarige] . Het voorgaande leidt ertoe dat de verzoeken van de moeder zullen worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
inzake C/09/629962 / FA RK 22-3346 (verzoek I)
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder:
- [de vrouw] , geboren op [geboortedag 2] 1974 te [geboorteplaats 2]
over de minderjarige
[minderjarige]geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats 1] ,
benoemt tot voogdes over voormelde minderjarige:
-
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
inzake C/09/634973 / JE RK 22-1904 (verzoek II)
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing;
inzake C/09/635516 / FA RK 22-6263 (verzoek III)
wijst af de verzoeken van de moeder.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.D.C. Donker Ladrón de Guevara als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.