Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep van een Albanese vreemdeling tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod, alsook tegen een maatregel van bewaring. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.W. Koevoets, had beroep ingesteld tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 15 december 2021 een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar had opgelegd, alsook de maatregel van bewaring had ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling niet is verschenen op de zitting, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde D. Berben.
De rechtbank overwoog dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod rechtmatig waren, ondanks de stelling van de vreemdeling dat het land van terugkeer niet was vermeld. De rechtbank concludeerde dat uit het gehoor bleek dat het terugkeerbesluit betrekking had op Albanië, en dat de rechtsbescherming van de vreemdeling niet in gevaar was geweest. De rechtbank oordeelde verder dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring, aangezien de vreemdeling als inklimmer was aangetroffen en er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken.
De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat de bewaring was opgeheven en er geen onrechtmatigheid was vastgesteld in de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en bevestigde de besluiten van de Staatssecretaris. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.